DUURZAAM WONEN IS MEER DAN CO2 BESPAREN

Leestijd 3 – 4 minuten, door Sandra Arts

Over duurzaamheid & leefbaarheid

Laatst was ik in Eindhoven aan het wandelen met een vriendin. Ze is een jaar geleden verhuist van de stad Eindhoven naar een dorp in Gelderland. Ze vertelde dat ze nog moeite heeft met de overgang; het wonen in een stad is zoveel anders dan in het dorp waar ze nu woont. Ze mist vooral sfeer. Het dorp waar ze nu woont heeft, net als vrijwel alle steden en dorpen in Nederland, een (oude) kern met daaromheen wijken uit de verschillende uitbreidingsperioden: de wederopbouw uit de periode net na de oorlog, de systeembouw uit de jaren ‘60/’70, de stadsvernieuwing na de crisis van de jaren ’80 en de vinexwijken uit de jaren ’90/’00. Deze verschillende bouwperioden zijn altijd leesbaar en proefbaar in een dorp of stad, bij de ene stad wat meer en bij het andere dorp wat minder. Het verschil wat mijn vriendin nu vooral ervaart is dat in Eindhoven de historische sfeer, zij  het vooral gerelateerd aan het industriële erfgoed, meer aanwezig is dan in het dorp waar ze nu woont. Daar is te veel van het oude centrum in de loop der tijd vervangen door nieuwbouw. En zij is daar geen uitzondering in. We houden vrijwel allemaal van de sfeer die de historie uitstraalt.

Erfgoed laat ons zien waar we vandaan komen, waar we staan en waar we naar op weg zijn. Het geeft ons een positie in de tijd en dus betekenis. Dat vinden we prettig, dat hebben we nodig. Dit wil niet zeggen dat we alles maar moeten bewaren, maar het vraagt om een zorgvuldige afweging als we willen gaan renoveren. Het gaat daarbij niet alleen om historisch erfgoed à la Philipsdorp in Eindhoven of Vreewijk in Rotterdam, maar om alle gebouwen en wijken die kenmerkend zijn voor een bepaalde bouwperiode. Die bestaande woningen en wijken zijn ons erfgoed en bepalend voor leefbaar wonen.

Ondertussen drukt het klimaatakkoord voor onze gebouwde omgeving op onze schouders: richting CO2neutraal in 2050! Met name de woningcorporaties worden geacht hierin voorop te lopen. Voor nieuwbouw is dat relatief eenvoudig te realiseren. Voor het bestaande ‘bezit’ moeten we een plan hebben. Dit vraagt om meer inzicht, maar vooral een integrale kijk op stedenbouw, architectuur en techniek. De kwaliteitssprong hoeft niet in een keer, het kan ook stapsgewijs. De periode tot 2050 kunnen we mooi gebruiken om de innovatie z’n werk te laten doen en de alternatieven te verkennen. Ondertussen kan een eerste stap gezet worden richting een duurzame oplossing door bijvoorbeeld, passend bij de natuurlijke onderhoudsmomenten,een gebouwonderdeel aan te passen en hierbij de consequenties voor beeld en ruimtelijkheid mee te nemen in de afweging.

Duurzaamheid is meer dan energie, materiaalgebruik en techniek. Willen we over 20 jaar trots zijn op wat we nu doen dan zullen we de afwegingen breed moeten blijven maken. Dit vraagt dus om een integrale benadering. Technische kwaliteit, energetische prestatie en prijs zijn allemaal meetbaar. Uitstraling, sfeer, imago, leefbaarheid daarentegen veel minder, maar zijn zeker zo belangrijk. Het blijkt namelijk dat dit de ingrediënten zijn die mede bepalen of we ons prettig voelen in een buurt, wijk, dorp of stad. Een leefbaarheidsprobleem in een wijk is niet op te lossen met energie, materiaalgebruik en techniek. Zorgvuldig ingrijpen op architectonisch en stedenbouwkundig niveau kan bijdragen aan verbetering van de leefbaarheid. Uiteraard los je hiermee niet alle problemen op en is doelgericht beleid op veiligheid en sociaal economische achterstand essentieel.

Als voorbeeld nemen we een jaren ’60 wijk, omdat deze woningen steeds meer op de agenda komen te staan voor kwaliteitsverbetering. De grote mate van uniformiteit is hier heel mooi en geeft overzicht, maar is tevens ook kwetsbaar.  Afwijkingen in deze (ontzettend) geordende wijk zorgen  voor verstoringen.  Deze verstoring leiden tot verrommeling en verslechterd het imago van de wijk. ‘De wijk glijdt steeds verder af’. De jaren ‘60 wijken, met ruime woningen, zijn destijds juist vooral gebouwd voor eenzelfde doelgroep; gezinnen. Gaandeweg verandert dit; de huishoudens in Nederland worden steeds kleiner. En differentiatie in bewonerstype kan zorgen voor ander gebruik van woningen en woonomgeving. Deze mogelijke verloedering is niet op te lossen door enkel de woningen technisch en energetisch in orde te maken. Het moment van technische kwaliteitsverbetering kan daarentegen wel benut worden om te onderzoeken hoe ruimte gegeven kan worden aan deze individualiteit zonder dat dit de uniforme uitstraling verstoord.

De laatste tijd staat CO2 besparing centraal en dreigt techniek de overhand te krijgen. Men lijkt te vergeten dat het om ingrepen gaat in het wonen. Het risico hiervan is dat men als een spreekwoordelijke olifant in de porseleinkast de leefbaarheid van buurten juist verslechterd in plaats van verbeterd of hersteld. Er is een architect nieuwe stijl nodig die techniek en technische innovatie kan integreren binnen een sociaal ontwerp gericht op een leefbare wijk van woning tot woonomgeving!

Deel dit artikel:

mm

Al ruim 20 jaar architect en stedenbouwkundige bij BouwhulpGroep. Dagelijks houd ik me bezig met het realiseren van volkshuisvesting in de bestaande bouw. We maken van een huis een thuis door zorgvuldig te interveniëren in de kwaliteit van het wonen, waarbij het maken van tijdloze architectuur als een vanzelfsprekendheid een extra dimensie geeft aan het wonen, de woning en de wijk. Onder andere door deze blog wil ik kennis delen over onze inzichten in de bestaande stad en onze visie over de veranderende stad.