de introductie van een topsector duurzame renovatie

Leestijd: 8 – 10 minuten, door Yuri van Bergen

Onlangs stuurde onze demissionaire minister van Volkshuisvesting een brief naar de kamer om de beoogde en maatschappelijk noodzakelijke bouwstroom een impuls te geven. In deze brief probeerde hij steun te krijgen voor het idee van industriële verbouwstromen gericht op het creëren van extra woonruimte. Met name de concepten optoppen & splitsen kregen hier de aandacht. Eindelijk krijgt de bestaande bouw weer wat meer aandacht en worden de mogelijkheden gezien om de kwaliteit van de bestaande bouw substantieel te verhogen. Het is echter niet genoeg om de nodige vernieuwing in de sector van de bestaande bouw echt op gang te brengen.

Het gangbare idee dat door industriële renovatieproducten de prijs voor iedere woningeigenaar zal dalen, de kwaliteit zal stijgen en er eindelijk een duurzaam aanbod ontstaat voor iedere woning om uit te kiezen, is niet nieuw. Met een dergelijke industriële renovatiepraktijk zouden onze maatschappelijke ambities rondom klimaat en leefbare buurten ook daadwerkelijk waargemaakt kunnen worden. De praktijk van industrieel renoveren is tot heden echter het domein geweest van liefhebbers en pioniers. Onlangs wandelende ik door ons eigen volkshuisvestelijke archief en vond een afstudeerscriptie met als titel INDUSTRIALISATIE EN RENOVATIE geschreven door 3 studenten van de TU/e in 1975 (Egmond, van Oorschot en Klinkenbijl). In deze afstudeerscriptie doen de heren een poging te beschrijven hoe een industrialisatieproces bezien kan worden als meer dan enkel een toevallig historisch incident. Daarbij maken ze gebruik van een model om de waarde voor de volkshuisvesting te becijferen. Om vervolgens een verbijzondering te maken naar de renovatie. Met de kennis van nu heb ik met veel plezier het verslag gelezen. Het verbaast me dan ook zeer dat deze kennis in de praktijk nauwelijks is toegepast en dat nu, bijna 50 jaar later, ons ministerie via een Kamerbrief het als lapmiddel voor de tegenvallende nieuwbouw inzet.

Industrieel renoveren

In de jaren negentig hebben we in opdracht van de ministeries VROM en EZ het onderzoeksproject ‘Industrieel Flexibel en Demontabel Bouwen’ (IFD) mogen leiden. Binnen dit programma hebben we 400 aanmeldingen beoordeeld waarvan 92 aanbieders van industriële oplossingen de ruimte en middelen kregen om hun industrieel aanbod te demonstreren. Een specifiek onderscheid binnen dit aanbod tussen nieuwbouw en renoveren was er toen nog niet. Toen, maar zeker ook nog steeds vandaag de dag, was de mening dat een industrieel product voor de nieuwbouw met hetzelfde gemak kan worden toegepast voor renoveren. Dit uitgangspunt wordt vaak ook aangehouden om een vooraf beoogde productieomvang op papier te behalen. Maar iedere professional die wel eens een wijk of buurt grootschalig heeft gerenoveerd weet dat deze romantische aanname in de praktijk nooit zal worden gehaald. Daarvoor is het verschil per huishouden (in de klantreis) simpelweg te groot (wanneer willen mensen iets en wat willen ze dan) en daarmee op voorhand de zekerheid op continuïteit te klein. Waar een nieuwbouwplan start vanuit een ruimtelijke ontwikkeling van een gebied, begint een grootschalige renovatie aan de keukentafel bij de mensen thuis. Het proces voor industrieel bouwen begint bij het beschikbaar stellen van bouwgrond en eindigt met de sleuteloverdracht aan de nieuwe bewoners die er de komende 20 jaar zorgeloos kunnen wonen. Het grootschalig renoveren van wijken en buurten begint daarentegen bij het aanbellen bij een aantal voordeuren om te ontdekken wie er überhaupt de afgelopen jaren in de woning hebben gewoond. Om vervolgens met deze bewoners in gesprek te gaan over hun ervaringen in de buurt en hun wensen en plannen voor de komende jaren wat betreft de aanpassingen aan de woning. Dit proces resulteert uiteindelijk in een plan, een plan dat met behulp van een industrieel aanbod slim en snel gerealiseerd kan worden.

Zoals jullie weten schrijven we op deze blog veel over onze ontwikkelingen en ervaringen van het renoveren op basis van industriële concepten. Zo was mijn eerste project bij BouwhulpGroep het ophalen en presenteren van 14 industrieel te vervaardigen oplossingen voor het optoppen van portiekwoningen in de wijk Rustenburg Oostbroek in Den Haag. In deze buurt was in samenwerking met de gemeente en buurt een ‘verbouwwinkel’ ingericht voor buurtbewoners die hun eigen woning wilden verbeteren. Mede omdat er veel behoefte was aan meer woonruimte in de kleine bovenwoningen van portiekwoningen uit de jaren ’60, zochten deze buurtbewoners met hulp van experts naar een aanbod. Ook de huidige samenwerking met corporaties en bouwers voor het optoppen & splitsen van woningen om op deze wijze meer beschikbare en betaalbare woningen te realiseren is daar een actueel voorbeeld van. In voorbereiding op een gesprek over deze praktijk met het Ministerie BZK leerde een korte inventarisatie binnen onze eigen praktijk dat er voldoende bewezen voorbeelden zijn. Het was eenvoudig om tientallen recente voorbeelden presentabel te maken. Deze voorbeelden zijn gerealiseerd in opdracht van woningcorporaties en/of in samenwerking met gemeenten binnen Europees gefinancierde projecten. Slechts een enkele opdracht liet ook de mogelijkheden zien voor collectieven van particulieren.

De oorzaak voor het steeds maar uitblijven van industrieel renoveren op grote schaal ligt blijkbaar daarom ook niet in de techniek verscholen. Met een verduurzamingsopgave van 1.000 woningen per dag zou de opgave groot genoeg moeten zijn voor een industriële renovatiestroom om, indien gestart, sowieso niet voor het jaar 2050 te hoeven stoppen. Het breekpunt is echter dat men in de bouwsector de individuele eisen, wensen en mogelijkheden van met name particuliere eigenaar-bewoners niet kan omzetten naar een aanbod met voldoende grootte en continuïteit om te industrialiseren.

Naar een vraag geschikt voor een industrieel aanbod

De bouwopgave in Nederland is groot! – schreef ik in mijn vorige artikel[1]. We moeten dus niet alleen nieuwe woningen bouwen maar tegelijkertijd ook 8 miljoen bestaande woningen verduurzamen. Met hierbij de nog steeds groeiende groep van miljoenen particuliere huishoudens als grootste uitdaging. Om het beoogde tempo van gemiddeld 1.000 woningen waar te maken is er behoefte aan collectieve aanpakken. Want collectieven zijn interessante gesprekspartners voor gemeenten, interessante klanten voor het bedrijfsleven en een praktische achterban richting de rest van de buurt. Onze methode “Component Renovatie” is er juist op gericht om bij gespikkeld (particulier) bezit collectieve aanpakken te realiseren door de inzet van industriële oplossingen op het niveau van componenten[2]. Maar misschien belangrijker nog is dat deze integrale aanpak mogelijk is gemaakt voor iedere buurt. Dat wil zeggen dat ongeacht de buurt, het woningtype, bouwjaar, de eigendomsvorm, warmtevisie en of tempo we de vraag van de buurt kunnen bundelen tot productiestromen van voldoende grootte en met voldoende zekerheid op continuïteit voor een passend industrieel renovatie aanbod.

Met andere woorden: we kunnen in iedere buurt industriële verbouwstromen organiseren omdat we (traditionele) barrières na 30 jaar onderzoek & ontwikkeling hebben weten te beslechten. De afgelopen 20 jaar hebben we deze integrale aanpak op onderdelen uitvoerig kunnen beproeven en demonstreren met name dankzij woningcorporaties. En dankzij vele experimenten hebben we de laatste jaren deze methode ook geschikt weten te maken om bij particulieren de vraag te bundelen tot collectieve uitvragen[3]. Daarmee beschikken we over één integrale aanpak waarmee de noodzakelijke continuïteit voor industrialisatie (deels) geboden kan worden.

Wij zijn nu vanuit de vraagkant klaar voor de verduurzaming van buurten waar particulier woningbezit een groot deel van de woningvoorraad uitmaakt. De praktijk is echter weerbarstig, er zijn te weinig mensen en bedrijven die het kunnen en willen uitvoeren en vooral ook de samenwerking met de vraagkant willen aangaan. De nieuwbouw loopt nog steeds achter de feiten aan. Jaarlijks komen er 20 tot 40 duizend woningen te kort om aan het groeiend aantal woningzoekende huishoudens te voldoen (zie figuur 1 van de EIB-publicatie Woningbouw 2020-2023). De omzet in nieuwbouw en bestaande bouw neemt weliswaar toe (zie figuur) maar zou vele malen hoger moeten zijn om de milieudoelstellingen te halen[4]. Met name de bestaande bouw blijft achter. In de EIB-publicatie “Trends op de bouwarbeidsmarkt (figuur 3.13)” stelt men dat vanaf 2025 zo’n 15.000 bestaande woningen van het gas af geholpen worden. Hiermee gaan we de doelstellingen niet halen. Bovendien moet ook nog de particuliere woningmarkt van zo’n vijf miljoen woningen aangepakt worden.

Op weg naar een topsector duurzame renovatie

Zoals jullie hierboven hebben kunnen lezen zijn er genoeg redenen te benoemen waarom de nieuwbouwsector onze verduurzamingsopgave voor de gebouwde omgeving niet gaat oplossen. Daarbij heeft deze sector met de beoogde bouw van 900.000 woningen al meer werk dan ze aankan. Bovendien gaat de verduurzaming van utiliteitsgebouwen de schaarse bouwcapaciteit verder opslokken. Wanneer we kijken naar de huidige omzet (2023) van de totale bouw dan praten we over een jaaromzet van 89 miljard. De jaaromzet van verbouw en herstel en onderhoud van woningen bedraagt nu slechts 21 miljard. Als we daar de potentiële omzet van de verbouwsector naast zetten, gebaseerd op een vanuit de klimaatdoelen gewenste productie van 1.000 woningen per dag, dan zal deze verdubbeld gaan worden. Een topsector op zichzelf waard zou ik zeggen.


Het gaat ons niet zo zeer om de hoogte van de benodigde omzet maar om het gegeven dat een substantieel deel hiervan niet past binnen de huidige bouwpraktijk. De nodige vernieuwing in samenwerking en innovatieve daadkracht vraagt om een andere benadering van de bestaande bouw ook door de Overheid. Bestaande bouw dient niet meer benoemd te worden in de slipstream van Nieuwbouw of van de bouwsector in zijn geheel, maar benaderd als autonome sector van essentieel belang. Inclusief de aandacht binnen opleidingen en het werkveld.


Deze verdubbeling is onzes inziens minimaal noodzakelijk om de particuliere woningvoorraad aan te pakken en de achterstand in het van het aardgas afbrengen van buurten weg te werken. Bij die benodigde omzet is ook rekening gehouden met werkzaamheden die nu niet binnen de traditionele praktijk van bouwbedrijven vallen maar die wel noodzakelijk zijn om collectieve bouwstromen in buurten, inclusief het particuliere deel daarvan, mogelijk te maken. Nieuwe samenwerkingsvormen van zowel uitvoerende en toeleverende partijen als van gemeentes (fysiek en sociaal domein), financiële instellingen en investeerders zijn nodig om de vraag te stimuleren, op te halen, te bundelen en vooral ook te faciliteren. Deze inspanningen vormen een substantieel deel van die benodigde omzetgroei. Een sector die gestimuleerd moet worden om zichzelf opnieuw uit te vinden en te ontwikkelen. Ik zie voor zowel de overheden, bedrijfsleven en woningeigenaren alleen maar voordelen. Het kan een nieuw elan geven aan de verduurzaming van de bestaande bouw door nieuwe spelers en nieuw afgestemd geïndustrialiseerd aanbod. Dus wat valt er tegen dit idee in te brengen?

Mocht u meer willen weten over industrialisatie en renovatie lees dan hier, de door ons geschreven en verschenen verhalen en publicaties over deze brede praktijk van onderzoek en ontwikkeling:

  • IFD Bouwen – Richting de eeuwwisseling ontstond bij de overheid de behoefte om minder zelf te doen en meer aan de bouwsector over te laten. De rapportage ‘Marktpotentie voor IFD-bouwen’ van EZ uit 1997 was het laatste zetje nodig om te starten met landelijk programma om de bekendheid van IFD-Bouwen te promoten en het stimuleren van de toepassing ervan. In die tijd ging IFD vooral uit van prefabricage vanwege ‘betere’ kwaliteit van het product en met minder mensen nodig voor het ‘proces’. Bovendien moest de consument meer invloed en keuze krijgen. Verdeeld over 4 jaar zijn er door BouwhulpGroep meer dan 400 aanmeldingen ontvangen en hebben 92 projecten de felbegeerde status van IFD mogen ontvangen. Deze projecten werden daadwerkelijk gerealiseerd en geëvalueerd. Een belangrijke les geleerd was dat IFD-bouwen onvoldoende vertaald is naar de vraag waardoor het bij renoveren nooit tot opschalen is gekomen: https://www.slideshare.net/Tnolten/ifdcatalogus-industrieel-flexibel-en-demontabel-bouwen
  • Manifest 2050 – In 2009 schreven Martin Liebregts en Yuri van Bergen een manifest i.s.m. 23 Europese toeleverende industrieën dat het startpunt heeft gevormd voor de visieontwikkeling, de innovatie en de vernieuwde praktijk van kwaliteitsaanpassing. Het ‘levensduur-denken’ vormt het terugkerend onderwerp in dit boek. Kwaliteitsaanpassing kan niet zonder een visie op de toekomst. En als het over duurzaamheid gaat, moet er vooral meer oog zijn voor de langere termijn: https://issuu.com/itscreative/docs/-neas—manifest-renovatievisie-205
  • Systeembouw woningen – In de periode 1955 tot ongeveer 1975 is in Nederland veel gebouwd. Dit is ook de periode waarin grootschalige bouwopgave ruimte bood voor bouwsystemen, ook wel niet-traditionele woningbouw genoemd. Bekende namen zijn Airey, ERA, Pronto en Intervam en in totaal gaat over bijna een half miljoen woningen. In opdracht van SEV (later Platform31) heeft BouwhulpGroep een overzicht gemaakt van de 21 grootste bouwsystemen (ongeveer tachtig procent van de systeembouw). Het onderzoek geeft daarmee een goed beeld van een belangrijk deel van de woningvoorraad: http://wiki.bk.tudelft.nl/mw_bk-wiki/images/4/4d/BC_Documentatie_systeemwoningen-1395931244.pdf
  • Opschalen duurzame renovatie – Dr.ir. Haico van Nunen is lector Duurzame Renovatie. Zijn expertise ligt op het vlak van duurzaamheid binnen de bestaande bouw. Dat is ook tevens de opgave binnen het lectoraat; hoe zorgen we voor opschaling van energetische renovaties? Lees hier zijn openbare les ter introductie van dit thema: https://www.hogeschoolrotterdam.nl/onderzoek/projecten-en-publicaties/pub/duurzaam-renoveren-hoe-het-wonen-stap-voor-st/e836d8fb-5336-435c-9fb2-76e107070867/
  • Mass customization – In 2020 presenteerde BouwhulpGroep samen met TNO, Solliance en BOM aan de directeur Bouw en Wonen van het Ministerie van Binnenlandse Zaken voor het eerst het idee van een mobiele buurtfabriek met energieleverende daken en gevels. Begin 2023 zijn we als Europees consortium van bijna 25 partners uit de gehele bouwketen met de uitvoering van het onderzoek begonnen: https://cordis.europa.eu/project/id/101096139
  • Circulair renoveren – De grootste milieu-impact van de gebouwde omgeving – en dus ook de grootste kans om de milieu-impact te verlagen – zit in de woningbouw. En wel in de bestaande woningbouw. Voor de corporatiesector levert renovatie zelfs tweemaal zoveel milieudruk als nieuwbouw: https://circulairebouweconomie.nl/nieuws/woningcorporaties-aan-de-slag-met-circulair-renoveren/
  • Lokale warmtetransitie – Het PBL brengt regelmatig publicaties en presentaties met daarin haar bevindingen uit de lerende evaluatie van het klimaatbeleid. Hieronder een link naar PBL/VU lerende evaluatieonderzoek over de lokale warmtetransitie: publicatie https://www.pbl.nl/sites/default/files/downloads/pbl-2023_notitie_lokale_warmtetransitie_5234.pdf

[1] https://www.duizendwoningenperdag.nl/particulieren/een-integrale-aanpak-geschikt-voor-14-000-buurten/

[2] https://www.duizendwoningenperdag.nl/duurzaamheid-2/component-renovatie-is-meer-dan-het-renoveren-van-een-bouwdeel/

[3] https://www.ikwoon.io

[4] https://www.duizendwoningenperdag.nl/duurzaamheid-2/de-energietransitie-wordt-gemaakt-door-de-renovatiespecialist/

Deel dit artikel:

mm

Het betaalbaar verduurzamen van bestaande woningen waarbij de bewoners zélf de regie heeft is de opgave waar onze correspondent Yuri zich dagelijks en met heel veel energie voor inzet. Zijn doel is het behoud van onze planeet maar vooral de mensen die daarop wonen. Yuri van Bergen is directeur van BouwhulpGroep, initiatiefnemer van Alliantie+ en tevens hoofdredacteur van deze blog. Hij publiceerde vier boeken gericht op de opgave om duizend woningen per dag te verduurzamen en wordt blij van goede ideeën die ook tot iets leiden!