Leestijd: 4 – 5 minuten, door: Johan Lemmens
De brandveiligheid van het wonen is de laatste jaren onder de aandacht gekomen door een aantal ernstige branden in woongebouwen, waarvan enkelen zelfs met dodelijke afloop. Woningbranden ontstaan overwegend door menselijke handelen, in 2019 in circa 60% van de gevallen, vooral door onvoorzichtigheid bij roken en koken. Bij eenzelfde percentage van de woningbranden bleek achteraf dat er geen rookmelders aanwezig waren. En dat van de branden met dodelijke afloop in 2019 (met in totaal 22 slachtoffers) er maar 3 probeerden te vluchten (1). Hieruit blijkt dat brand-, en vooral rookontwikkeling zeer snel dodelijk kan zijn! Brandveiligheid vormt dus een belangrijk kader bij zowel renovatie als nieuwbouw.
De mate van brandveiligheid in en om de woning is van veel aspecten afhankelijk. Onderstaande opsomming omschrijft het hoofddoel van een brandveilig complex;
- Voorkomen van slachtoffers en voorkomen dat brand en rook zich uitbreiden naar een ander perceel of een andere woning.
- Bewoners dienen voldoende tijd en ruime te hebben om veilig te kunnen vluchten.
- Brandoverslag naar aangrenzende woningen en bebouwing dient te worden voorkomen.
- Aanvullend bij woongebouwen, voorkomen van ontwikkeling van brand en rook in vluchtroutes.
Brandpreventie is zeker ook een aandachtspunt in de bestaande woningvoorraad, waarbij de voorschriften uit het ‘Bouwbesluit 2012 – bestaande bouw’ van toepassing zijn.
Wie is er verantwoordelijk?
In de bestaande woningvoorraad kunnen onduidelijkheden bestaan ten aanzien van de verantwoordelijkheden van de eigenaar en de gebruiker aangaande brandveiligheid, zeker in de huursector. Daarnaast ontbreekt soms ook de benodigde kennis. Veelal zijn de woningeigenaar en de bewoner(s) zich onvoldoende bewust van de aspecten die gezamenlijk het brandveiligheidsniveau borgen. Vooral is het onduidelijk welke verplichtingen, zowel de wettelijke als in het gebruik van de woningen, van toepassing zijn en wie hiervoor verantwoordelijk is. De eigenaar is verantwoordelijk voor de wettelijk verlangde brandveiligheid van de woning of het woongebouw. De gebruiker dient zorg te dragen voor een veilig gebruik van de woning. Vooral in de huursector, voor zowel grondgebonden woningen alsook woongebouwen, vraagt dit veiligheidsaspect extra aandacht omdat de verhuurder (en dus de eigenaar) verantwoordelijk is voor het aanbieden van een veilige woning.
Wettelijk kader
Wettelijk gezien zijn de voorschriften in het ‘Bouwbesluit 2012 – bestaande bouw’ een minimale ondergrens, maar afhankelijk van de gehele inrichting en bewonersdoelgroep kan ook een hoger niveau wenselijk zijn of door de toetsende overheid (gemeente) en/of de eigenaar worden verlangd. Vaak wordt foutief gedacht dat wettelijk gezien ‘rechtens verkregen niveau’ van toepassing is, maar dit geldt enkel indien reeds aan een hoger veiligheidsniveau wordt voldaan dan die wordt verlangd in het Bouwbesluit 2012. Ieder gebouw dient dus minimaal aan het Bouwbesluit 2012 – bestaande bouw te voldoen!
Onderkennen van risico’s
Specifiek op brandveiligheid heeft BouwhulpGroep in opdracht van een woningcorporatie een risicotoetsing uitgevoerd op een omvangrijk aantal woningcomplexen. De geselecteerde complexen omvatten niet alleen oudere, maar ook recent gerealiseerde complexen met verschillende bewonersdoelgroepen. Uit deze toetsing is geconcludeerd wat per complex het brandveiligheidsniveau op dit moment is. Naast de aangegeven minimale wettelijk eis dient zeker ook een afweging met betrekking tot de bewonersdoelgroep en complexinrichting te worden gemaakt. Een senioren complex vraagt nu eenmaal om een andere benadering dan een eengezinswoning, bijvoorbeeld aangaande mobiliteit.
In betreffend vakgebied worden in recente publicaties, zoals de ‘Bouwspecial Brandveiligheid’ van Bouwwereld, voor de brandveiligheid in de woningbouw vooral aspecten van de bouwkundige gevelopbouw als risicodrager belicht. Bij ‘jonge’ complexen is dit zeker een risicofactor, vooral met betrekking tot de kaders van de gevelopeningen en de hoogte van de borstwering tussen de gevelopeningen. Echter laat bij veel complexen ook de interne brand- en rookscheidingen te wensen over. Voorbeelden hiervan zijn:
- In portieken het ontbreken van brandveilige interne voordeuren en afscheiding van de bergingen in combinatie met (collectieve ) rook signalering.
- Openingen in brandcompartimentscheidingen (vooral verticaal gezien door de verdiepingsvloeren), zoals meterkast vloeren en schachten.
- Het ontbreken van de juiste brandpreventieve afdichtingen van doorvoeren van installatieleidingen door een brandcompartimentscheiding.
- Ook wooncomplexen voor specifieke bewonersdoelgroepen zoals senioren en zorgbehoevende vragen specifieke aandacht en dienen individueel te worden beschouwd.
Figuur 1. Voorbeelden van brandonveilige situaties die wij in de praktijk tegenkomen.
Een brandveilige woonomgeving
Als einddocument voor deze specifieke studie zijn door BouwhulpGroep adviezen, op volgorde van urgentie op complexniveau, als leidraad voor de corporatie opgesteld. Op basis hiervan kan door de eigenaar van de woningen een plan van aanpak per complex worden opgesteld om een brandveilige woonomgeving te creëren. In een open overlegstructuur met de gemeente en mogelijke adviserende deskundigen zijn de aan te bevelen maatregelen definitief af te stemmen. Op deze manier kan een door alle partijen gedragen veiligheidsniveau bereikt worden. Daarnaast dient ook de gebruiker (huurder) bewust te worden gemaakt van te nemen maatregelen bij een calamiteit als ook de eigen verantwoordelijkheid om te zorgen voor een veilige wooninrichting.
Onze adviezen op hoofdlijnen
- Vluchtwegen dienen geborgd te zijn, ook indien bewoners minder valide zijn.
- De routing & vluchtweg inrichting dienen duidelijk aangegeven te zijn.
- Bewoners dienen voldoende geïnformeerd te zijn met betrekking tot de te volgen procedure in geval van een calamiteit.
- Afwerkingen van (algemene) ruimten en brandscheidingen moeten voldoen aan het vereiste niveau. Gezien het bouwjaar van de complexen zijn deze mogelijk niet aanwezig of voldoen ze niet aan het huidige bouwbesluit.
- Aandacht voor een vrije vluchtroute. Het decoreren en inrichten van de vluchtroute of het stallen van objecten (bijvoorbeeld scootmobielen) verhoogt het risico op een onveilige vluchtroute.
- De algehele inrichting van het gebouw en de brandpreventie dient geschikt te zijn voor de bewonersdoelgroep.
- Een goede branddetectie zowel in de woning als in de algemene ruimten kan kostbare tijdwinst ten aanzien van vluchten opleveren.
Aandachtspunten voor bewoners
- Installatie doorvoeringen, meterkast en overige (leiding) schachten dienen een voldoende afwerking te hebben voor brandoverslag.
- Woningen voorzien van een branddetectie (of indien reeds aanwezig deze verbeteren).
- Bewoners informeren met heldere informatie behorend bij de woning (deze eventueel plaatsen aan binnenzijde meterkastdeur).
- De woning voordeuren dienen, bij vormen van portiekontsluitingen, voldoende brandwerend te zijn.
Wij hebben de ervaring dat ‘Brandveilig Wonen’ continue aandacht vraagt, ook in de bestaande gebouwde woonomgeving! Dit aspect vormt dan ook altijd een vast onderdeel van onze toetsingskaders bij bouwkundige inspecties van woningen en wooncomplexen. Uitgevoerde risicotoetsing bevestigt de noodzaak van wooncomplex eigenaren om op het gebied van brandveiligheid verantwoordelijk met het beheer om te gaan.
Bronnen:
- Meeste dodelijke woningbranden veroorzaakt door menselijk handelen, Instituut Fysieke Veiligheid, 28 mei 2020.
- Bouwspecial Brandveiligheid, Bouwwereld, juni 2020.