Het idee van Mobiele Buurtfabrieken

Leestijd: 11 – 13 minuten, door: Yuri van Bergen

Het is geen toeval dat ik in 2007 door de BouwhulpGroep uit een van de succesvolste woningbouwfabrieken in Nederland ben gehaald. Zij waren namelijk al sinds begin jaren negentig betrokken bij de eerste nationale onderzoeken naar het verduurzamen van bestaande woningen. Als overall programmaleider werkten ze hierbij samen met bijna duizend onderzoekers aan de verkenning van de opgave die vandaag de dag werkelijkheid is geworden. Deze opgave luidt: hoe gaan we al die woningen die op hetzelfde moment zijn gebouwd straks allemaal gelijktijdig renoveren zonder vooraf te weten wat de vraag op dat moment zal zijn? (bron 1). Na jaren systematisch onderzoek naar dit vraagstuk hebben we een methode ontwikkeld waarbij de kwaliteit van de woningvoorraad slim in kaart kan worden gebracht en waarbij een substantiële omvang snel voorzien kan worden van een passende kwaliteitsverbetering met beperkte middelen. Deze methodiek is reeds op meer dan tienduizenden woningen gedemonstreerd in opdracht van vele woningcorporaties. De naam van deze methodiek: Component Renovatie. Na tientallen jaren van denken is er een nieuwe vraag ontstaan. Hoe gaan we deze methode opschalen? Het antwoord bleek achteraf eenvoudiger te zijn dan gedacht. We zijn in 2007 gewoon begonnen met het samen met de koplopers te doen! (bron 2)

Doorzonwoning en spruitjeslucht

In 2006 schreven ir. Martin Liebregts(bron 3) en ir. Jelle Persoon namens BouwhulpGroep een publicatie ter gelegenheid van de eerste editie van de Renovatie & Transformatiebeurs die zou worden gehouden in Den Bosch(bron 4). De titel was een speelse verwijzing naar het toppunt van burgerlijkheid: ‘Doorzonwoning en spruitjeslucht’. Het zijn woorden die verwijzen naar de ogenschijnlijke saaiheid van de vijftiger jaren. Het gaat dan om het culturele klimaat wat benepen was, nog mede onder invloed van de verzuiling. Met de opzet van wijken en woningcasco’s uit die periode is echter niets mis. De woningen bezitten alle potentie om ook de in de toekomst vereiste ruimte te realiseren. De komende jaren zal de schreeuw om ruimte en comfort alleen maar toenemen en op korte termijn de ‘Gammacultuur’ van het zelf je huis verbouwen overstijgen. Mede hierdoor zal een door jezelf geïsoleerde zolder als resultaat niet meer voldoende zijn. Niet omdat het zelf isoleren van je zolder geen goede oplossing is of dat je dit zelf niet zou kunnen. Maar meer omdat je achteraf niet te horen wil krijgen dat ze in de bouwmarkt vergeten waren erbij te vermelden dat je ook alles luchtdicht had moeten maken om het gewenste effect te hebben en je waarschijnlijk vergeten bent om alvast ruimte te reserveren voor eventuele toekomstige innovaties. Ook hier geldt hetzelfde argument als bij de beroemde systeembouw woningen. Niet de potentie of kwaliteit van de techniek staat ter discussie, immers iedereen begrijpt wel de potentie van een fabriek. Maar de vraag is wie er zit te wachten op een aanbod waar de keuze achteraf toch beperkter is dan zoals die op voorhand werd gepresenteerd. Met andere woorden: hoe innovatief zijn woningbouwfabrieken als de vraag en behoefte van het wonen steeds sneller verandert dan de fabriek in haar productie kan bijhouden door keuzes uit het verleden.

Er is geen land ter wereld dat het rijtjeshuis zo gekoesterd heeft en nog koestert (bron 5) als Nederland. De gehele naoorlogse woningbouw wordt bijna gekenmerkt door het rijtjesideaal. Waar een ogenschijnlijke technische herhaling zit bij de woningen gebouwd, zijn deze woningen inmiddels allemaal verschillend van elkaar onderhouden. Mede daardoor is niet de technische opgave interessant om ons met elkaar over te buigen maar juist de mogelijkheden die er liggen om chirurgisch kwaliteit aan deze woningen toe te voegen. Want waar toen een dringende noodzaak lag om extra woningen te bouwen voor gezinnen vraagt de opgave van morgen om meer differentiatie in de markt en dus om meer maatwerk. Dus naast de praktijk van ‘standaard pakketjes’ en ‘projectjes draaien’ is behoefte aan een systeemverandering voor de gebouwde omgeving. We willen met elkaar nu toch zeker niet het risico lopen dat we straks spijt krijgen van de kansen die we nu hebben laten liggen. Kansen die gaan over het doorbreken van die eindeloze herhaling van de woningen uit de jaren ’60 (bron 6).

Kijken we naar de doelen voor 2030 dan ligt de opgave voor wonen naast duurzaamheid op de beschikbaarheid en betaalbaarheid van het wonen(bron 7). Deze concrete en urgente vraag is dan ook een perfecte aangelegenheid om met elkaar de leefbaarheid in buurten en de duurzaamheid van woningen een boost te geven.

Figuur 1:  Sinds de stadsvernieuwing is er aandacht voor de proceskosten van renovatie. Naast de bekende arbeidskosten zijn met name de indirecte- en organisatiekosten van de renovatie van een woning de opgave voor optimalisatie geweest. Nu de rek door schaalvergroting van bovenaf eruit lijkt liggen er kansen voor een systeemverandering in de wijze van renovatie: het industrieel renoveren van componenten.

Ode aan de fabriekswoning

Recente aandacht voor ‘fabriekswoningen’ heeft me er weer eens op gewezen dat de woningbouwmarkt sinds de wederopbouw voor een groot deel voornamelijk aanbodgericht is geweest. Deze aandacht hangt vaak samen met de economische situatie, die zich in opeenvolgende perioden voordeed. Tijdens de bloeiperiode van de systeembouw is circa 20 procent van onze woningvoorraad op deze manier tot stand gekomen. In de periode erna is het even stil geweest, maar begin jaren tachtig van de vorige eeuw komen ‘de concepten’ opnieuw op de markt. En nu, met de uitvoering van het klimaatakkoord, is de aandacht hier wederom sterk op gericht. In de afgelopen zestig jaar is in de woningbouw voortdurend gezocht naar meer eenheid in techniek en uitvoeringsmethodiek. Qua woningtypen en prestaties is de overheid veelal het structurerend element geweest door de voorschriften, wenken en normen. De woningen uit de opeenvolgende tijdsperioden lijken zowel qua beeld, plattegrond en techniek sterk op elkaar. Ook is altijd het streven geweest om door standaardisatie van de techniek en de toepassing van maatstructuur een betere kosten-kwaliteitsverhouding te realiseren. De gerealiseerde herhaling is in de loop der jaren met verschillende woorden aangeduid: systeemwoningen, keuzeplannen, voorbeeldplannen en nu concepten. Bij dit aanbod blijft dat herhaalbaarheid of schaal op gespannen voet staat met keuzevrijheid, variatie en kleinschaligheid. De gewenste efficiëntie is mede hierdoor zelden behaald.

Zelf heb ik een korte periode gewerkt in een van de succesvollere systeembouwfabrieken die was doorgegroeid naar een totale woningbouwfabriek. Voor nieuwbouw is deze productiewijze een succesvol middel om de realisatie te versnellen. Met 9 productiehallen van gemiddeld 2 duizend vierkante meter per productiehal was er voldoende ruimte voor een gemiddelde productieomvang van 200 componenten per week. Dankzij de 1,5 hectare ‘tasveld’ was er voldoende ruimte beschikbaar voor opslag en buffering van ‘prefab-elementen’ om de verschillende montageploegen continu aan het werk te houden. Een volledige productieketen waarbij er simpel gezegd geen verspilling is, enkel een maximale waarde voor de klant. Samen met een moederbedrijf dat ook een divisie vastgoed, infrastructuur en bouw ter beschikking had was de gehele bouwketen vertegenwoordigd. Op papier was er geen beter totaalplan voor de realisatie van een complete woonwijk met ruimte voor gedifferentieerde woningen te krijgen in die tijd. Toch was er een praktische beperking aan deze technocratisch benadering van een woonproduct, namelijk de klant. Want ofwel de besluitvorming voor dergelijk grote plannen verliep traag, of de opdrachtgever werd gedurende een plan zelf ook steeds wijzer door ervaringen en veranderde daarom steeds de vraag of de ‘vrije markt’ veranderde de spelregels waardoor afspraken uit het verleden niet werden nagekomen. Natuurlijk zijn deze risico’s niks nieuws in de wereld van nieuwbouw en worden die professioneel en vakkundig weggenomen middels het opknippen van de keten, betere contracten en scherpe betaalafspraken. Maar voor de fabriek is het niet zo gemakkelijk om op korte termijn ‘lenig’ met deze veranderingen mee te gaan.

Een simpel voorbeeld is als op de eerste dag van montage de bouw wordt stilgelegd door iets onvoorziens  waarvoor verder onderzoek benodigd is. Hierdoor ontstaat er in de fabriek een capaciteitsprobleem in de opslag en uiteindelijk heeft dat invloed op de productiestroom. Wederom technisch gezien allemaal risico’s die eenvoudig zijn op te oplossen maar het voegt geen waarde toe aan het product. Sterker nog; alle nieuwe oplossingen leiden vervolgens weer tot nieuwe problemen. In de nieuwbouw hebben ze dit probleem grotendeels opgelost door direct aan de koper te gaan leveren middels zogenaamde catalogus of conceptwoningen. Hiermee is aan de voorzijde van het productieproces de ‘keuzevrijheid’ beperkt of financieel onaantrekkelijk gemaakt. Voor de renovatie zou dit ook een oplossing kunnen zijn met echter wel een kanttekening. Renoveren is niet te vergelijken met nieuwbouw ondanks dat het voor beiden over woningen en wonen gaat. Een groot verschil bijvoorbeeld is het moment waarop de woningeigenaar en of bewoner betrokken wordt in het productieproces. Bij renoveren is dat vaak vanaf de eerste dag met de huidige bewoner. Juist daar ligt ook een grote kans want in tegenstelling tot nieuwbouw, waar pas na 10 jaar een gebruikerservaring over de woning kan worden gegeven, hebben we hier de expert direct mee aan boord. Maar dan zullen we deze renovatie expert wel actiever vanaf de start bij de planontwikkeling moeten betrekken dan nu veelal gebeurt. Dit lost echter het probleem van het gebrek aan lenigheid van de fabriek niet op; erger nog het zal juist dat gebrek blootleggen.

Figuur 2:  Eén van de kansen voor optimalisatie is door middel van het continu renoveren van componenten voldoende schaal in de wijk vooraf te garanderen voor de benodigde product- en procesinnovatie wat moet leiden tot betaalbare renovatie (bron 8).

Het idee van mobiele buurtfabrieken

Hoewel ik slechts 2,5 jaar werkzaam ben geweest in die woningbouwfabriek heb ik daar een hoop geleerd. Om eerlijk te zijn heb ik vooral geleerd wat je niet moet doen als je verantwoordelijk bent voor een transitie proces. Een van de fouten die ik toen maakte was de verwachting dat iedereen het leuk vind om te werken aan een verandering. Bijvoorbeeld de implementatie van het Toyota Productiemodel. Een klusje wat ik als twintiger wel even dacht te klaren. Immers de voordelen waren voor iedereen duidelijk zichtbaar dus wat kon er gebeuren. Maar in plaats van steun en corporatie gebeurde er eigenlijk bar weinig. Sterker nog, de bijna 100 personen in productie met de leeftijd van mijn ouders bleven gewoon staan. De beste oplossing voor het collectief betekende dus niet altijd dat de groep individuen daar ook zo over dacht. Uiteindelijk kwam er wel degelijk beweging omdat per week de groep mensen die de voordelen zelf hadden ervaren steeds groter werd. De noodzakelijke draagkracht was voelbaar door de verschillende hallen in de fabriek. En daar wordt vandaag de dag nog steeds op verder gebouwd. Dat heb ik in de praktijk mogen ervaren en ik ben daar nog steeds dankbaar voor. Ook bij de transitie die de huidige renovatiepraktijk zal gaan doormaken is niet de verwachting dat het met een ‘technische’ foefje is opgelost. Dat zou naïef zijn omdat men in de huidige praktijk nog steeds op zoek is naar een werkbare vorm om überhaupt een dergelijk transitie met elkaar te beginnen.

Toch heeft deze woningbouwfabriek me veel geleerd. Bijvoorbeeld dat niet de capaciteit van de fabriek bepalend is voor productie maar juist de logistiek en de montage. Het is natuurlijk stoer werk als je grote hijskranen mag gebruiken om zware elementen van enkele tonnen uit een mal te hijsen en deze de fabriek uit te rijden. Snap ik, maar je hebt er weinig aan als deze zware elementen niet onder het viaduct 600 meter verder passen of met vrachtwagen en al op de boot naar Engeland kunnen. Productie is belangrijk maar de opgave van bouwen ligt al meer dan 60 jaar bij het proces (lees logistiek en montage). En ditzelfde principe gaat ook op voor renovatie!

Een fabriek is gemaakt om te produceren. Door onderzoek en optimalisatie ontstaan er productielijnen die effectief en efficiënt op basis van uitgekiende processen en systemen een bepaald volume vooraf kunnen garanderen. Maar hoe past dit principe dan op de renovatie?

Want we hebben in het begin kunnen lezen dat onze woningvoorraad in grote volumes onder dezelfde condities tot stand zijn gekomen. Maar dat wil natuurlijk niet automatisch zeggen dat deze woningen na 60 jaar nog steeds allemaal hetzelfde zijn. Bovendien zijn ook de wensen van bewoners niet hetzelfde gebleven als toen.

Als eerste risico is de toenmalige uitvoering van de oorspronkelijke bouw. Want we blijven mensen, wie garandeert mij dat toentertijd iedereen precies uitvoerde zoals het was bedacht en getekend? Een tweede grote onbekende bij renovatie is de periode van onderhoud en beheer. Hoe goed is de oorspronkelijke kwaliteit in stand gehouden en welke verbeteringen en of wijziging tijdens (gepland) onderhoud hebben de oorspronkelijk (systeem) kwaliteit van de woning gewijzigd?

Verder moeten we de opgave van logistiek en montage van het beloofde renovatieaanbod niet onderschatten. Ik denk dat het tijd wordt dat we met elkaar over dit onderwerp een eerlijk en open gesprek gaan voeren. Want persoonlijk heb ik niet de verwachting dat het gewenste/ noodzakelijke productietempo van duizend woningen per dag zomaar een feestje gaat worden. De bouwplaats als plek waar hard geluid geproduceerd mag worden is niet meer van deze tijd (bron 9). Maar wat ik nog veel erger vind zijn de te optimistische beloften aan de mensen die er wonen over ‘prefab elementen‘  die na transport naar de bouwplaats in het bouwwerk met zo min mogelijk storende handelingen gemonteerd gaan worden. Persoonlijk heb ik geen enkele illusie dat we met elkaar de oplossing voor de toekomst achter ons bureau gaan bedenken en dat andere partijen het precies zo uitvoeren zoals bedacht. Het idee van industrialisatie als potentiële oplossingen voor het opschalen van renovatie staat natuurlijk als een huis. Maar niet de producten uit fabrieken bieden hier de oplossing voor, het zijn de geïndustrialiseerde processen uit die fabrieken die ons gaan helpen om minder te verspillen tijdens productie terwijl we een maximale klantwaarde voor de eigenaar-bewoner proberen te realiseren. Om dit te organiseren hebben we net als de fabrieken herhaling nodig. Herhaling die de prijs doet dalen en de kwaliteit verhoogt. Voor renovatie is de ‘prefab’ oplossing dan niet de techniek maar juist het proces standaardiseren. Om dit te kunnen realiseren hebben we het denken in componenten en stapsgewijs renoveren geïntroduceerd. Het kan dan gaan om de duur van de renovatie van een component, de wijze van aansluiten van componenten op elkaar of de volgorde van handelen.

Allemaal zaken die in de wereld van fabrieksmatig produceren de orde van iedere dag zijn. Dankzij het succes van stapsgewijs renoveren in componenten is de eerste stap voor standaardisatie genomen. De komende jaren zullen daar zeker nieuwe en innovatie vervolgstappen aan worden toegevoegd.

Wat nu nodig is zijn nieuwe en innovatie productiesystemen waarbij de werkelijke productie kan worden opgeschaald. Systemen waarbij de mensen worden ondersteund die het ook daadwerkelijk moeten DOEN! Bijvoorbeeld door het stellen van vragen te faciliteren waardoor de mogelijkheid ontstaat om persoonlijk kennis en ervaring te delen met de ontwerpers. Want als ik een ding heb geleerd in die fabriek is het dat het optimaliseren van productie iets is wat je samen doet, met elkaar, door steeds opnieuw te leren van elkaars fouten. Door opnieuw het volledige systeem uit elkaar te halen en opnieuw in elkaar te zetten vanuit de gedachte dat het beter kan. Mijn idee is dat een dergelijk omgeving gecreëerd kan worden maar dan moet eerst de keten korter, anders is er geen beginnen aan. Er moet een olifantenpaadje gemaakt worden tussen de bewoner en de industrie om vervolgens op te schalen voor een versnelling. We hebben ook al een naam bedacht voor dit concept: ‘De Mobiele Buurtfabriek’.

De naam ‘Mobiele Buurtfabriek’ is een knipoog naar de woningbouwfabrieken van de vorige eeuw. De kracht van het productiesysteem wordt behaald door het terugbrengen van het hele renovatieproces naar enkele ‘slimme’ stappen met ‘digitale’ ondersteuning waarbij de woningeigenaar en bewoner zelf de regie kan nemen. Afhankelijk van de werkelijke vraag wordt er direct aansluiting gezocht bij de ‘aanbieders van de toekomst’. Partijen die weten waar ze goed in zijn en deze prestatie ook vooraf hardop durven uit te spreken. Samen wordt er geproefd in de wijk en vindt er dankzij ‘digitale’ ondersteuning direct een terugkoppeling plaats voor optimalisatie van product en proces voordat het ‘treintje’ op stoom komt. Op deze manier kan een (traditioneel) renovatie proces, van initiatief tot realisatie en beheer, van 10-15 jaar voor alle woningen in een wijk worden teruggebracht naar slechts 1-2 jaar voor een productieronde door de wijk van minimaal een component per woning. Het mooie aan een mobiele buurtfabriek is dat net als bij een rondreizend circus alles pas weer ingepakt wordt als er niet voldoende publiek is om te blijven staan. De afgelopen jaren hebben we in diverse projecten geëxperimenteerd met deze unieke productiemethode waarbij vraagontwikkeling en aanbodontwikkeling met een concrete opgave bij elkaar worden gebracht. Het komende jaar gaan we deze methode verder experimenteren en demonstreren en wie weet staan we binnenkort ook in uw buurt bij u voor de deur.

Bronnen:

  1. In de periode 1988-1994 vind het Nationale onderzoek E’novatie plaats in opdracht van Novem (de voorloper van RVO): http://www.bouwhulparchief.nl/kennisdeling/artikelen/pdf/343_De_renovatieconcepten_de_basis_voor_een_beter_aanbod.pdf
  2. Manifestatie ‘De DOORSTAP, een weg. naar verruimd aanbod’, BouwhulpGroep 2014,: http://www.bouwhulparchief.nl/kennisdeling/artikelen/pdf/694_De_doorstap_een_weg_naar_verruimd_aanbod.pdf
  3. Martin Liebregts 1950-2014, Mede-oprichter van de BouwhulpGroep, […] Martin Liebregts was meer dan dertig jaar betrokken bij de renovatie en het onderhoud van de gebouwvoorraad. Hij was dit als adviseur, onderzoeker, publicist en als architect. Daarnaast was hij als docent werkzaam op de Faculteit Bouwkunde van de TU/e en op de Academie van Bouwkunst te Rotterdam. […], bron: https://www.dearchitect.nl/architectuur/nieuws/2014/09/martin-liebregts-1950-2014-101125694?_ga=2.124178760.373479568.1584607288-1906370364.1584607288
  4. Vernieuwen met toekomst, Martin Liebregts en Jelle Persoon, 18 mei 2007, Uitgeverij Aeneas, https://books.google.nl/books?id=OQfIUY_ntLsC&lpg=PA128&dq=bouwhulp%20%2B%20vernieuwen%20met%20toekomst%20%2B%20martin%20liebregts&hl=nl&pg=PP1#v=onepage&q=bouwhulp%20+%20vernieuwen%20met%20toekomst%20+%20martin%20liebregts&f=false
  5. Doorzonwoning en spruitjeslucht, Martin Liebregts en Jelle Persoon, 18 mei 2007, Bestaande woningbouw, http://www.bestaandewoningbouw.nl/doorzonwoning-en-spruitjeslucht/
  6. Project ‘Menukaart archetype jaren’60 in opdracht van Woonbedrijf: https://www.bouwhulp.nl/actueel/menukaart-voor-een-archetype
  7. Micro wonen in tijden van corona, Thijs van Tetering, 3 april 2020, www.duizendwoningenperdag.nl, http://www.duizendwoningenperdag.nl/social-design/micro-wonen-in-tijden-van-corona/
  8. De promotiefilm van RVO/ Bouwagenda ‘De Renovatieversneller’ met een korte bijdrage van BouwhulpGroep bij minuut 11:35: https://youtu.be/3jJW2cv1K8E
  9. ‘Renovatie: meer montage, minder overlast’, Martin Liebregts, kennisbank bestaandewoningbouw.nl, april 2010, http://www.bestaandewoningbouw.nl/renovatie-meer-montage-minder-overlast/
  10. Duurzame projectontwikkeling na 2015: adaptieve renovatieconcepten, Projectgroep DEPW (Penvoerders), Universiteit Maastricht, Technische Universiteit Delft, TNO, CHRI, https://www.rvo.nl/sites/default/files/Duurzame%20projectontwikkeling%20na%202015.%20Adaptieve%20renovatieconcepten.pdf
  11. Documentatie systeembouw woningen, BouwhulpGroep, in opdracht van Platform31, 12 september 2013, http://wiki.bk.tudelft.nl/mw_bk-wiki/images/4/4d/BC_Documentatie_systeemwoningen-1395931244.pdf
  12. Canon Volkshuisvesting Nederland, https://www.canonsociaalwerk.eu/nl_vhv/index.php

Deel dit artikel:

mm

Het betaalbaar verduurzamen van bestaande woningen waarbij de bewoners zélf de regie heeft is de opgave waar onze correspondent Yuri zich dagelijks en met heel veel energie voor inzet. Zijn doel is het behoud van onze planeet maar vooral de mensen die daarop wonen. Yuri van Bergen is directeur van BouwhulpGroep, initiatiefnemer van Alliantie+ en tevens hoofdredacteur van deze blog. Hij publiceerde vier boeken gericht op de opgave om duizend woningen per dag te verduurzamen en wordt blij van goede ideeën die ook tot iets leiden!