DUURZAAM DIFFERENTIEREN IN JE EIGEN BUURT

Leestijd: 8 – 9 minuten, door: Laurens Talsma & Yuri van Bergen

Iedere woningeigenaar, zowel particulier als professional, zal op een eigen manier naar de verduurzamingsopgave voor haar woning kijken. Waar de één vanuit ambitie, principe of beleid direct haar steentje wil bijdragen, zal de ander liever eerst de kat uit de boom kijken of een eerste stap willen zetten op basis van de (veranderende) behoefte op dat moment. Kijk maar in je eigen buurt: de portiekflat om de hoek staat in de renovatiesteigers. De buurman verderop in de straat heeft onlangs zonnepanelen aangebracht en een elektrische laadpaal op de oprit geplaatst. En de nieuwe achterburen hebben voordat ze er kwamen wonen eerst het dak volledig vernieuwd met daarop een mooie, ruime design dakkapel van circulaire bouwmaterialen.

Dit is de (nieuwe) werkelijkheid die we al jaren in vrijwel elke buurt tegenkomen. Ieder maakt zijn eigen keuze op basis van behoefte en (on)mogelijkheden, ook voor het verduurzamen is dat niet meer dan logisch, toch? In de voorgaande artikelen (lees deel 1 hier, en deel 2 hier) hebben we de duurzame kiloknaller gepresenteerd. Deze duurzame kiloknaller biedt bij een initiatief de mogelijkheid om direct de impact van je eerste renovatie stap te beoordelen ten opzichte van de stappen die nog gaan komen. Veel professionele woningeneigenaren weten op basis van hun kennis en ervaring prima een haalbare route te schetsen waarbij de woning stapsgewijs CO2 neutraal en/of aardgas vrij wordt gemaakt. Maar aan het begin van een grootschalig renovatietraject de volledige impact kunnen overzien – van alle mogelijke renovatie routes en/of mogelijke scenario’s – wordt te complex om uit je hoofd te doen.

In ons vorige artikel heb je kunnen lezen en zien hoe we met de introductie van een duurzame kiloprijs de mogelijke renovatie-routes op basis van bestaande data inzichtelijk maken om de impact van investeren en reduceren te kunnen overzien voor besluitvorming. De uitkomst laat de berekende bespaarde kilogrammen CO2 per woning zien gedeeld door de totale stichtingskosten en dat netto contant gemaakt tot aan einde levensduur. Twee berekeningen die los van elkaar gemaakt worden maar nog niet altijd in relatie tot elkaar beschouwd worden. Doordat men hierbij een ingreep in een keer beschouwt levert dit een beeld op waarin het alles of niets is. En omdat ‘alles’ een hoge investering met zich meebrengt, wordt het vaak ‘niets’. Door te rekenen op basis van een componentenaanpak in de tijd ontstaat er een nauwkeurig beeld van de werkelijke verschillen in  impact tussen de verschillende routes. Daarnaast is het mogelijk om spelenderwijs te gaan ontdekken welke impact de gekozen route heeft op je bezit. Bij twijfel kan middels een verdiepend onderzoek nieuwe data direct aan het model worden toegevoegd waarmee de betrouwbaarheid van enkele theoretische aspecten wordt verhoogd en meer deze meer aansluit op de werkelijke situatie en praktijk.

De opgave in Nederland bestaat echter uit aardgasvrije wijken met woningen die bij voorkeur meer energie opleveren dan dat ze zelf met bewoners verbruiken, om gelijktijdig aan de klimaatambities te voldoen. Als vervolg leek het ons dus interessant om enkele van de door ons bedachte routes te projecteren op een buurt. Nieuwsgierig als we zijn waren we vooral benieuwd welke nieuwe inzichten deze exercitie ons zou opleveren. Maar ook hoe we deze bevindingen wederom op een eenvoudige wijze kunnen communiceren. Dit laatste is vooral bedoeld om een positieve bijdrage te kunnen leveren aan het maatschappelijke debat over aardgasvrije wijken en haar bewoners.

Figuur 1. De Duurzame Kiloknaller: de bespaarde kilogram CO2 per Euro voor drie verschillende routes.

In onze vorige twee artikelen over de duurzame kiloknaller hebben we na een korte introductie over het begrip drie mogelijke routes voor verduurzaming van een woning (een eengezinswoning gebouwd in de periode 1965-1974) laten zien: direct naar Nul-op-de-Meter (NOM), in drie stappen naar NOM en eerst sparen om vervolgens over 15 jaar direct naar NOM te gaan. Deze verkenning heeft ons de volgende inzichten opgeleverd vanuit het perspectief van ‘de duurzame kiloknaller’:

Direct naar Nul-Op-de-Meter, de gehele woning renoveren naar de gewenste eindkwaliteit :

De duurzame kiloknaller leerde ons dat je hiermee weliswaar de meeste kilogrammen CO2 bespaart, maar daarvoor wel flink in de buidel moet tasten. Het rendement in kilogram CO2 per geïnvesteerde euro (lees: de duurzame kiloknaller) is daardoor in dit scenario niet zo hoog.

In drie stappen naar NOM, stap voor stap renoveren maar wel naar de dezelfde eindkwaliteit :

Dit scenario bleek in onze rekenexercitie de route met het meeste rendement. Betaalbaar door het spreiden van ingrepen en een wezenlijke bijdrage aan de CO2-besparing omdat je al vanaf het eerste moment je woning verbetert.

Eerst 15 jaar sparen en dan de woning in één keer renoveren naar NOM, de gewenste eindkwaliteit :

Dit is de meest betaalbare route. Maar doordat je pas relatief laat CO2 gaat besparen levert het uiteindelijk niet het meeste rendement op.

De kiloknaller in de buurt

Zoals we eerder al aangaven, willen we niet beweren dat de ene route ‘beter’ is dan de andere. Wel voegt de duurzame kiloknaller een nieuw aspect toe om tot een passende keuze te komen tijdens de verkenning naar de verduurzamingsroute van een specifiek woningtype of een specifieke bouwperiode in de tijd. Met name als professionele eigenaar van woningen geeft het een extra middel om te sturen. In dit derde artikel zetten we daarin een volgende stap: we vertalen deze exercitie naar buurtniveau. Want de beste route voor iedere woning is theoretisch leuk, maar in de praktijk wordt er steeds meer en vaker gekozen voor differentiatie in prijs en kwaliteit (met oog op betaalbaarheid). Dus met onze routes dalen we af naar de buurt en vormen we scenario’s. We hebben voor ons onderzoek gekozen voor een kleine jaren ’60 buurt met daarin 175 rijtjeswoningen als referentie. Deze woningen zijn nu gemiddeld zestig jaar oud en daarmee op de helft van hun potentiele levensduur. De woningen hebben diverse woningeigenaren: twee verschillende woningcorporaties (totaal 25% van de woningen), een commerciële verhuurder (15%), een Vereniging van Eigenaren (10%) en de helft is in particulier eigendom (45% individueel en 5% via Collectief Particulier Opdrachtgeverschap). Een prima buurt om te gebruiken als voorbeeld om meer begrip te krijgen welke potentie of impact dezelfde woningen van dezelfde kwaliteit met een variatie in eigendom, en daarmee een verschillende route, als totaal voor de buurt kunnen betekenen. Interessant voor ons om te zien is welke impact het verschil in termijnen en tempo onze gekozen routes hebben op de totale uitkomst voor de buurt.

Figuur 2. Overzicht van de voorbeeldbuurt met de verschillende eigendomsvormen van de woningen.

Voor deze buurt hebben we vier verschillende buurtscenario’s beschouwd. Op basis van onze eigen praktijkervaring van de afgelopen jaren waar we als onderzoeker en/of architect adviseur betrokken zijn geweest bij de verduurzaming van meer dan 1.000 woningen:

Scenario 1 : Waar zit het geldBuurtscenario: 40% van de woningen direct naar NOM, 50% stap voor stap en 10% over 15 jaar

Bij dit buurtscenario gaan we er vanuit dat corporaties en commerciële verhuurder over de financiële middelen beschikken om hun woningen direct te verduurzamen. De rest volgt later (VvE) of in stappen (particulier en Collectief Particulier Opdrachtgeverschap).

Scenario 2 : PilotwijkBuurtscenario: 100% van de woningen direct naar NOM

De buurt is in dit scenario door de gemeente aangewezen als pilotwijk. Doel van dergelijke wijken is om op korte termijn te gaan verduurzamen (lees: van het gas af), om zodoende praktijkkennis en -ervaring op te doen. Dit zou in ons voorbeeld betekenen dat alle 175 woningen direct worden verduurzaamd, omdat de gemeente als aanjager werkt.

Scenario 3 : Gebruiker versus beheerderBuurtscenario: 60% van de woningen stap voor stap, 40% over 15 jaar

Dit scenario laat het vermoedelijke verschil zien tussen gebruikers (particulier, VvE en CPO) en beheerders (corporatie en commercieel verhuurder), als het gaat om de benaderingswijze van de verduurzamingsopgave. Waar gebruikers zullen kiezen voor stap-voor-stap verduurzamen op de momenten dat de woonbehoeften veranderen, zullen beheerders hun woningen verduurzamen op het moment dat de onderhoudspraktijk daarom vraagt en met een blik de verdere toekomst in. Aangezien veel van dat soort woningen een ‘rijke’ onderhoudshistorie kennen – inclusief energetische verbeteringen – zal het moment van verduurzamen nog even op zich laten wachten.

Scenario 4 : PixelbenaderingBuurtscenario: 30% van de woningen direct naar NOM, 45% stap voor stap, 25% over 15 jaar

De laatste volgt de pixelbenadering van een buurt, waarbij we uitgaan van de innovatie theorie van Rogers (in een eerder verschenen artikel op dit blog vind je daar meer informatie over). Dit houdt in dat de buurtambassadeurs als vliegwiel dienen (innovators & early adopters) voor de overige woningeigenaren in de buurt (majority & laggards). In ons voorbeeld zien wij CPO en corporatie als dergelijke ambassadeurs, de particulieren zullen volgen en de VvE en commerciële verhuurder wachten eerst 15 jaar af.

In onderstaande figuur zijn de vier verschillende buurtscenario’s geïllustreerd. Op deze wijze proberen we (visueel) meer gevoel te krijgen bij de impact van de gekozen differentiatie voor het werkelijke gebruik in wijk:

Figuur 3. Overzicht van de buurt bij scenario 1 : Waar zit het geld?

Figuur 4. Overzicht van de buurt bij scenario 2 : Pilotwijk.

Figuur 5. Overzicht van de buurt bij scenario 3 : Gebruiker vs. Beheerder.

Figuur 6. Overzicht van de buurt bij scenario 4 : Pixelbenadering.

Op woningniveau hebben we in het vorige artikel de verduurzamingsroutes ‘Direct naar NOM’, ‘Stap voor stap naar NOM’ en ’Over 15 jaar direct naar NOM’ uitgedrukt in investeringen en kilogrammen CO2 besparing beschouwd over een looptijd van 60 jaar. Omdat de levensduur van een bestaande woning ten minste 120 jaar is hanteren we hier dezelfde cijfers ook voor de 175 woningen uit onze gekozen buurt vertaald naar de vier gekozen buurtscenario’s. Dat leidt tot de volgende resultaten:

Figuur 7. Tabel met het resultaat van de doorrekening van de vier buurtscenario’s.

Uit de tabel is op te maken dat scenario B de meeste kilogrammen CO2 bespaart, maar daarvoor moet je als buurt wel het diepst in de buidel tasten. De minste kilogrammen CO2 bespaar je met scenario C, wat logisch is aangezien het hier het langst duurt voordat alle woningen op de gewenste eindkwaliteit zitten. Dit is wel veruit de goedkoopste van de vier. Scenario A en D ontlopen elkaar niet veel en zitten tussen de twee andere scenario’s in.  

Wat valt ons nu op?

De duurzame kiloknaller die we op routeniveau nog als sturing konden gebruiken, geeft voor de buurt geen eensluidend antwoord. Als we kijken naar spreiding zien we dat de investeringen behoorlijk uiteenlopen, tot wel een factor 1,7! Dat terwijl de spreiding in bespaarde kilogrammen CO2 veel minder groot is (factor 1,2). Dit zou kunnen betekenen dat voor een buurt de eindprestatie in CO2 over 60 jaar min of meer op hetzelfde niveau uitkomt voor het hier gekozen woningtype (rijtjeswoning bouwperiode 1965-1974). Het maakt dus in wezen niet uit welke route voor verduurzaming een individuele woning zal gaan volgen. Maar dat vooral de financiële daadkracht op buurtniveau bepalend zal zijn voor de daadwerkelijke invulling en het tempo waarop dat gebeurt. Het gesprek met de buurt zou in onze ogen dus niet moeten gaan over techniek (wat gaan we doen), maar over betaalbaarheid (wie kan en wil iets doen en vooral op welke momenten). Daarmee zouden we het draagvlak in de buurt steeds meer kunnen omzetten naar daadkracht.

We begrijpen dat we tempo moeten maken in het verduurzamen van onze woningen, maar op basis van deze eerste bevindingen kun je je afvragen of nu hard rennen (zoals in scenario B) – inclusief vallen en weer opstaan – het meest voor de hand ligt. Wat we zeker weten is dat iedere eigenaar (gebruiker óf beheerder) zijn eigen keuzes zal maken als het gaat om het verduurzamen. Betekent dat echter ook automatisch dat iedere eigenaar een eigen antwoord of oplossing moet gaan zoeken? In het kader van tempo maken lijkt dat niet wenselijk. En dat hoeft naar onze mening ook niet, aangezien er op buurtniveau juist ook veel overeenkomsten zijn, ongeacht de verschillende eigendomsvormen. Zowel qua uitgangspositie (de woning en haar kwaliteit) als de ambitie (CO2 neutraal in 2050). Het is dus zaak om binnen een buurt de potentiele schaal aan overeenkomsten te bundelen om zo tot een gezamenlijke (uit)vraag te komen, waarbij ruimte wordt geboden voor individuele wensen in moment, tempo, betaalbaarheid en uiteraard in gebruikskwaliteit. Een componentenaanpak faciliteert een werkwijze die stuurt op verschillende routes. In onze visie kan de verduurzaming van bestaande woningen dan ook alleen worden versneld als de samenwerking centraal komt te staan. Zodat bewoners, vakmensen, beheerders, leveranciers en producenten er allen beter van worden.  Een dergelijke samenwerking ontstaat niet vanzelf en kan niet aan de markt overgelaten worden. Dit zal gefaciliteerd dienen te worden, een rol voor de gemeenten.

Deel dit artikel:

mm

Met 7,5 miljoen woningen in Nederland is de verduurzamingsopgave enorm. Als adviseur bij BouwhulpGroep ben ik betrokken bij de vraagontwikkeling voor deze opgave. Op diverse schaalniveaus – van stad tot straat – waarbij het gebruik altijd centraal staat. De zoektocht naar de beste route en draagvlak maakt het mogelijk dit denken om te zetten naar doen! In dit blog zullen thema’s als vraagontwikkeling, kwaliteitsaanpassing en draagvlakcreatie via mijn inbreng regelmatig de revue passeren.