Leestijd: 2 – 3 minuten, door: Yuri van Bergen en dr. ir. Haico van Nunen
Er gaan momenteel stemmen op om volkshuisvesting weer een eigen ministerie te geven. Want: de woningmarkt is vastgelopen. Starters komen niet meer aan een woning, zeker niet met een laag inkomen. Betaalbaar wonen staat zwaar onder druk, net als de beschikbaarheid daarvan. Ook de verduurzaming van woningen komt niet echt van de grond. Opnieuw een ministerie van volkshuisvesting, is dat een redmiddel of neigt dit vooral naar nostalgie?
Geschiedenis in ministeriële vogelvlucht
Wanneer je naar het verleden kijkt zie je dat bij de tenaamstelling van het ministerie altijd een bijvoeging is geplaatst die feitelijk aangaf waarop de focus van het ministerie van volkshuisvesting in die periode lag. Zet je deze namen op een rijtje en dan krijgt je blik op de geschiedenis een hele nieuwe context:
Na de tweede wereldoorlog ontstond het Ministerie van Wederopbouw en Volkshuisvesting (1947-1956), bedoeld om de woningnood op te heffen. Toen men inzag dat de bouwproductie structureel verhoogd moest worden om de woningnood op te kunnen lossen werd de naam omgedoopt tot het Ministerie van Volkshuisvesting en Bouwnijverheid (1956-1965).
De Bouwnota ‘62 vormde hier de basis voor de stimulering van de woningbouw door minister Pieter Bogaers (1). Met de verhoging van de bouwproductie werd het belang van de ruimtelijke ordening van de soms letterlijk uit de grond gestampte wijken duidelijk. Dus kreeg het Ministerie een nieuwe naam, behorend bij een nieuw thema: het Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (1965-1982). Tegelijkertijd kwam er ruimte om de slechte woonomstandigheden in de vooroorlogse wijken aan te pakken. Er kwam zelfs een staatssecretaris voor stadsvernieuwing: Jan Schaefer (2) (1973-1977).
De kwantiteit heeft de afgelopen jaren voldoende aandacht gekregen, het is tijd voor meer kwaliteit. De verbetering van de woon- en leefomgeving (milieu) kreeg meer aandacht: het Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (1982-2010). Vanaf het begin van deze eeuw werden de problemen in wijken van met name grote steden nijpend. Ella Vogelaar (3), minister zonder portefeuille Wonen, Wijken en Integratie zet dan de wijkaanpak met het 10-jarenplan 40 krachtwijken op de kaart (2007). Tijdens de economische crisis komt een einde aan een apart ministerie (2010-nu). Bouwen is niet langer een eigen ministerie, maar valt onder verantwoordelijkheid van het Ministerie van Binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties.
De regering geeft alle ruimte aan de markteconomie. Minister Stef Blok (4), minister zonder portefeuille Wonen en Rijkdienst (2012-2017), geeft hier nadrukkelijk vorm aan. Hij stelt in 2013 de verhuurdersheffing in, een belasting op sociale huurwoningen. Bovendien trekt hij in 2014 de stekker uit het 10-jarenplan krachtwijken. In 2015 komt de Herzieningswet toegelaten instellingen waarbij de kerntaken van corporaties preciezer zijn geformuleerd en afgebakend. Zo sterk dat in 2020 na de evaluatie van de herziene woningwet wordt geconstateerd dat er meer ruimte voor maatwerk mogelijk moet zijn om de rol van corporaties zoals die nu wordt gezien binnen de huidige maatschappelijke opgave van bijvoorbeeld verduurzaming in te kunnen vullen. De op deze evaluatie gerichte herziening 2021 is nog niet door de eerste kamer goedgekeurd.
Wat je duidelijk ziet is dat na een economische crisis de overheid zich terugtrekt uit het werkveld en daarmee het initiatief aan ‘de markt’ laat. De belangrijkste wapenfeiten zijn het opheffen van een apart ministerie, het inperken van de sociale huursector en het beëindigen van een integrale aanpak van wijkproblematiek. Verder heeft altijd het accent gelegen op nieuwbouw, met uitzondering van de periode eind jaren ’70 en begin jaren ’80 waarin de kwaliteit van de vooroorlogse wijken aandacht kreeg en het renoveren werd uitgevonden (Red. BouwhulpGroep is ontstaan in 1978). De kwaliteit van de naoorlogse woningvoorraad heeft eigenlijk nooit de volle aandacht gekregen. Wel werd aan het begin van deze eeuw duidelijk dat problemen in grootstedelijke wijken aangepakt moesten worden. Het ging hier niet om renoveren maar om herstructurering: slopen en nieuwbouw om differentiatie te brengen in woningen en voorzieningen om daarmee bewoners te trekken met meer financiële draagkracht. Zoals eerder vermeld heeft de overheid aanvankelijk een integrale aanpak van de wijken gestimuleerd maar dit al heel snel weer losgelaten en overgelaten aan gemeenten en marktpartijen.
Volkshuisvesting is niet meer in te perken tot sociale huur
Juist nu de klimaatcrisis vraagt om verduurzaming van woningen en een wijkgerichte aanpak om van het gas af te komen, lijken de zwaartepunten uit het verleden zoals betaalbaarheid en nieuwbouw niet voldoende. Het duurzaam verbeteren van de kwaliteit van bestaande woningen en een wijkgerichte aanpak zullen extra aandacht vergen. Een deel van deze complexiteit ligt niet eens bij de techniek maar de dominantie van het particuliere eigendom in wijken. De integrale aanpak van wijken waarbij zowel de sociaaleconomische problematiek wordt aangepakt als de kwaliteit van de fysieke omgeving duurzaam wordt verbeterd, is een belangrijke voorwaarde om de verduurzaming van de grond te krijgen. Het gaat dan om sociaal bezit maar vooral ook om particuliere eigenaar-bewoners met lagere inkomens. De vraag is wat is nu de rol van de (lokale) overheid?
Wat de corona crisis heeft uitvergroot is dat alleen een sterke overheid ons uit een dergelijke crisis kan halen en dat marktpartijen óf omvallen óf profiteren van de schaarste. Dat geldt ook voor de bouw en de verduurzaming van woningen en wijken.
Verduurzaming niet opleggen maar faciliteren
Er is alleen een máár, en dat is dat de overheid en marktpartijen drastisch van attitude moeten veranderen. Van bovenaf oplossingen opleggen gaat domweg niet lukken. De voorsprong in kennis is niet meer aanwezig en bewoners spreken duidelijker hun wensen uit. Het stimuleren en faciliteren van initiatieven van bewoners en wijkorganisaties zal eerder tot succes leiden. Ook corporaties kunnen hierbij een rol spelen, niet om te laten zien hoe het moet maar om te helpen bij het organiseren van de uitvoering en financiering.
En nu terug naar de vraag of er een nieuw ministerie moet komen, en met welke naam? Een ministerie die regie neemt is zeker wenselijk. Alleen is er twijfel over de naam. Wij denken dat het woord Volkshuisvesting de lading niet meer dekt. Ons voorstel? Een Ministerie voor Duurzame Wijken.
Bronnen / Noten: