Leestijd 6 – 8 minuten, door Yuri van Bergen
Een visie op hoe betaalbaarheid en keuzevrijheid bij renovatie hand in hand kunnen gaan.
De energietransitie in de gebouwde omgeving is de grootste naoorlogse verbouwing van Nederland. De maatregelen reiken tot achter de voordeur van vrijwel elk gebouw. Om de individuele burger in beweging te krijgen, is meer nodig dan een rekenkundige exercitie met woningen en jaartallen, er is meer duidelijkheid nodig en verbinding met wat er leeft in de wijk. Dit zijn overigens niet mijn woorden maar die van de Raad voor de Leefomgeving die in december hun advies presenteerden met de publicatie ‘Warm aanbevolen, Co2-arme warmte in de gebouwde omgeving’
Voor iedereen is het de moeite waard om dit rapport goed te lezen, maar voor mensen met minder vrije tijd hierbij de samenvatting van het advies in één zin: “Denk in stappen, geef bewoners keuzevrijheid en zorg vooraf voor duidelijkheid in verantwoordelijkheden tussen publiek en privaat”. Een advies dat wij als BouwhulpGroep enkel kunnen onderstrepen vanuit onze 40-jarige praktijk van onderzoek, advies en architectuur voor meer dan 500.000 bestaande woningen. En een advies dat aansluit bij onze visie om de bewoner van de woning zelf achter de knoppen te zetten bij het versnellen van de verduurzaming van de gebouwde omgeving’. (1)
Figuur 1: Het particulier opdrachtgeverschap gaat in relatie tot de doelstellingen genoemd in het klimaatakkoord de komende jaren een steeds dominantere stempel drukker op de behoefte en dus op het aanbod voor de gebouwde omgeving.
De kloof tussen collectief en individueel
Sinds de jaren negentig experimenteren wij dagelijks in onze praktijk met nieuwe vormen van renovatie en onderhoud onder de naam ‘Component Renovatie’. Een methode voor het renoveren van woningen waarin we op een effectieve wijze verbinding weten te leggen tussen de belangen en wensen van de eigenaren, de professionals en de bewoner. De oorsprong van deze methode is eenvoudig. Sinds de oprichting van Bouwhulp in 1978 ondersteunen wij bewoners bij het verbeteren van hun woning en hun manier van wonen. Na veertig jaar praktijk is de aanleiding voor deze ‘hulp’ eigenlijk niet veel veranderd en is deze terug te brengen tot twee belangrijke kwesties: de betaalbaarheid van het wonen en de zeggenschap over het wonen. Zo zijn mensen bijvoorbeeld niet bereid te betalen voor iedere vorm van achterstallig onderhoud van verhuurder of overheid en eisen ze meer zeggenschap en keuzevrijheid bij renovatie en groot onderhoud En nog steeds worstelt de gebouwde omgeving met de opgave hoe we keuzevrijheid kunnen combineren met betaalbaarheid. Na een halve eeuw structureel verbeteren van bestaande woningen met alternatieven die meer bieden dan schilderwerk of sloop-nieuwbouw is de stap naar een consument georiënteerde renovatiepraktijk nooit van de grond gekomen. De oorzaak hiervoor is eenvoudig: renoveren is duur en complex, het vraagt veel voorbereiding en begeleiding en kan volgens de heersende opvatting alleen enigszins betaalbaar uitgevoerd worden wanneer dit complexmatig en in grote series gebeurt. De ruimte voor individuele zeggenschap is dan beperkt. Dat het gaat om dure ingrepen wordt nogmaals bevestigd in het rapport van ‘de raad’ waarbij de totale investering voor het realiseren van de 2030 doelstelling is geschat op €80 miljard. En voor het werkelijk Co2-neutraal maken van de gebouwde omgeving praten we over bedragen voorbij het dubbele. (2)
Wat ons vooral opvalt aan het rapport van de Raad voor de Leefomgeving is dat er veel (specifieke) bedragen worden opgegeven wanneer men spreekt over het niet-gebouwgebonden deel van de gebouwde omgeving. Wanneer men zich richt op het gebouw dan worden slechts de maatregelen genoemd die gaan over (klein-) onderhoud aan de woningen. Zoals het na-isoleren van een dak of gevel en het vervangen van het verwarmingssysteem. Hoewel in het rapport duidelijk de conclusie vanuit het verleden wordt getrokken dat het verbeteren van de woning niet enkel financieel gedreven wordt, zien we bij de aanbevelingen een eenzijdige oplossing die gaat over de financiering van de (minimaal noodzakelijke) verduurzaming van de woning en niet de toegevoegde waarde in (gebruiks-) kwaliteit voor de eigenaar-bewoner. In het daaropvolgende hoofdstuk wordt dit onderdeel beschouwd vanuit de verschillende motieven voor mensen om iets aan hun woningen te willen onderhouden en of verbeteren. Dit hoofdstuk, genaamd draagvlak in de wijk, gaat over investeringen vanuit de overheid en of bedrijfsleven die we echter nergens terugvinden in de cijfers over kosten voor verduurzaming.
Hoewel ik zeer enthousiast ben over de inhoud en adviezen van het rapport ‘Warm aanbevolen’ begint voor mij de schoen toch iets te wringen. Al vanaf het voorwoord spreekt men over een behoefte en noodzaak voor versnellen maar zie ik voor het gebouw-gebonden deel geen visie hoe die versnelling tot stand kan komen. Begrijp me goed dit is geen kritiek op het rapport. Sterker nog nagenoeg alle beschouwingen en conclusies in dit rapport vanuit het verleden kan ik onderbouwen met werkelijke voorbeelden uit het verleden. De analyse die is gemaakt is haarscherp en zet de complexiteit van deze ‘nationale’ transitieopgave ook duidelijk neer. Waar ik bang voor ben is dat we wederom vanuit de beste bedoelingen weer terugvallen in oude wensen en ideeën en daarmee het momentum voor een werkelijk (disruptieve) innovatie gaan missen. En ik persoonlijk heb niet het geduld (of de tijd) om nog eens veertig jaar te wachten op het juiste moment.
Figuur 2: De opgave voor de gebouwde omgeving ligt bij het ontwikkelen van nieuwe modellen die uitgaan van commerciële draagvlakontwikkeling om de innovatie naar integrale woonproducten te stimuleren.
Innovatie als verdienmodel
Wanneer we als consument op een willekeurige dag om ons heen kijken hebben we het niet slecht. Alles kan natuurlijk altijd beter maar bij de aanschaf van bijna alle goederen en diensten waar we gebruik van maken staan wij, de consument, op de eerste plaats. Zonder een opleiding fotografie maak ik tientallen foto’s per dag. Is de brandstof in mijn auto bijna op dan krijg ik een melding om bij te tanken. En mocht ik ter plekke op de grond vallen dan is er een heel systeem van omstanders tot specialisten die ervoor zorgen dat ik medisch geholpen word. Overal om ons heen maken we gebruik van diensten en goederen zonder precies helemaal te begrijpen hoe dingen werken, maar we vertrouwen het resultaat.
Maar iedere keer wanneer het onderwerp verduurzamen en gebouwde omgeving op het toneel verschijnt (3) verandert de manier waarop we kijken van ‘consument’ naar ‘specialist’. Overal waar wordt geschreven over het verduurzamen van woningen zie je terug dat de eigenaar en of bewoner zelf de maatregelen moet uitzoeken en samenstellen die het beste passen bij hun woning en bij hun wensen. Waarom? Omdat er vandaag de dag niemand meer is die een apparaat openschroeft en de ‘don’t pull this label’ garantiesticker durft te verwijderen. Logisch want enerzijds zijn we gewoonweg niet meer zo handig als vroeger en anderzijds is de techniek ook wel heel ingewikkeld geworden. De behoefte om precies te weten hoe een apparaat werkt is er niet meer, zolang het apparaat maar precies doet wat ervan wordt gewenst. En dit argument gaat ook op voor de kwaliteit van wonen. De (gerenoveerde)woning moet bij je wensen passen zodat jij er prettig kan wonen. Een woning is meer dan een hoopje stenen dat als je het voldoende verwarmt en ventileert zijn tijd wel doorkomt. De woning is een plek waar de geschiedenis van je leven is geschreven en voor vele een plek waar je graag oud zou willen worden in de omgeving van de mensen in de buurt, die je kent en vertrouwd.
Laat ik het anders zeggen: zou je mij vertrouwen voor medisch advies omdat ik afgelopen week toevallig een medische encyclopedie heb gelezen? Waarom denken ‘we’ dan dat iedereen zelf in staat moet zijn een woning te renoveren zonder een georganiseerd aanbod van bewezen producten. Er moet een consumentgericht aanbod komen waarmee de bewoner naar eigen wens en tempo zijn woning duurzaam kan verbeteren. De bewoner hoeft het wiel niet uit te vinden maar moet het kunnen gebruiken.
In lijn met de grote privatiseringsprojecten van de vorige eeuw is deze ‘outsourcing’ van beheer en onderhoud eigenlijk nooit 100 procent volbracht, maar meer kunstmatig in stand gehouden. Waar de Nederlandse Spoorwegen en de Ziekenhuizen tegenwoordig zelf hun broek moeten ophouden heeft onze sector voor een te lange tijd teveel gebruikt gemaakt van de geboden subsidie en is daarmee nooit een volwaardige consument gericht praktijk geworden. Maar met de opgave voor het verduurzamen en het tempo waarin dit moet gebeuren zal nu ook deze sector snel volwassen moeten gaan worden.
Figuur 3: Door niet alleen de schaal te vergroten maar ook de proceskosten drastisch te verminderen wordt renoveren goedkoper, consumentgericht en is er ruimte voor innovatie.
Innovatie als katalysator voor de verduurzaming
Persoonlijk zie ik de toekomst van onze gebouwde omgeving positief en met veel potentie tegemoet. Maar in mijn optiek zullen we daarvoor wel moeten afstappen van dat wat we denken te weten. En ons (als sector) meer gaan openstellen voor de kennis en ervaring uit andere sectoren, die dichter bij de consument staan, willen we werkelijk de klimaatdoelstellingen gaan halen. Misschien is de grootste uitdaging voor onze maatschappij niet het verduurzamen van de gebouwde omgeving maar het accepteren dat we met ‘polderen’ alleen deze keer niet de finish gaan halen binnen de gestelde tijdslimiet. Voor mij is de oplossing dan ook zeer eenvoudig: organiseer een ‘kwalitatief’ renovatieaanbod dat keuzevrijheid biedt aan de eigenaar-bewoner voor zowel het moment als prijs-kwaliteit van de uitvoering mét ruimte voor individualiteit. Organiseer dit aanbod op basis van een herhaalbaar platform voor het organiseren van ‘schaal’ en ‘massa’ om partijen te verbinden. En zorg ervoor dat de samenwerking tussen de klant, de leverancier en de belanghebbenden onafhankelijk is in tempo van herhaling en fasen. (4)
Alleen door én de schaal te vergroten én de proceskosten te verminderen met een aanbod op component niveau is er ruimte voor de innovatie die de sector nodig heeft om daadwerkelijk tot een versnelling te komen. Een praktijk die voorziet in keuzevrijheid en betaalbaarheid voor de bewoner door de belanghebbenden te verbinden. Hopelijk een praktijk die zich laat inspireren om gezamenlijk met elkaar de leefbaarheid en duurzaamheid van onze gebouwde omgeving een nieuw tijdperk in te brengen.
Een van mijn persoonlijke reden om te publiceren op de blog www.duizendwoningenperdag.nl is om kennis en visie te kunnen delen maar zeker ook om deze te ontvangen. Naar aanleiding van deze post ga ik graag met u, de lezer, schriftelijk het debat aan over de haalbaarheid van onze visie op de transformatie van de gebouwde omgeving naar een leefbare woonomgeving voor iedere bewoner op basis van het gepresenteerde verdienmodel. U kunt hiervoor uw reactie e-mailen naar info@duizendwoningenperdag.nl.
Geraadpleegde bronnen voor dit artikel:
- Warm aanbevolen, CO2-arme warmte in de gebouwde omgeving, RLI, 2018
- Taskforce Bouwagenda, Van Hoek et al., 2017
- E’novatie & uitvoering, SBR, M. Liebregts & 1996
- Persbericht oprichting Alliantie+ Utrecht, Alliantie+, 2018