Opnieuw relevant: De rol van gemeenten in verduurzaming

Het vertalen van de landelijke opgave

Leestijd: 8 – 9 minuten, door: Haico van Nunen

De rol van de gemeente bij verduurzaming vormt een grote uitdaging. Nederland heeft zich gecommitteerd aan de wereldwijde klimaatdoelen.  Bovendien willen we van het aardgas af. Hiervoor hebben we als land het klimaatakkoord opgesteld, wat vervolgens op lokaal niveau moet worden ingevuld. In het onderstaande artikel uit 2019 beschreef ik de rol die gemeenten zouden moeten nemen, willen we versnellen. Middels het opstellen van Regionale Energie Strategieën (RES) en dit jaar de warmtevisie per gemeente moet het klimaatakkoord uitmonden in concrete acties. Alleen lazen we afgelopen week (1) dat het zo hard niet loopt met de aardgasvrije wijken, en dat van de geplande duizenden woningen er ‘slechts’ 206 gereed zijn.  Het artikel ging al in op eindeloos polderen. We zijn een land waar iedereen zijn zegje mag doen, maar als er meters gemaakt moet worden dan kon dat wel eens tegen je werken.

Het artikel laat zien dat je als gemeente niet zomaar aan de slag moet gaan, maar dat je eerst moet weten wat je hebt, voordat je gaat beginnen. Een wijk selecteren omdat het dicht bij een warmtenet ligt, lijkt in eerste instantie logisch. Maar als de bewoners andere prioriteiten zien, dan wordt het lastig om het doel te bereiken. Willen gemeenten beter kunnen sturen dan moeten ze weten wat ze in handen hebben!

– Onderstaande artikel is eerder geplaatst in Renda #1 – 2019 –

Het moge duidelijk zijn, we hebben een klimaatakkoord, en zelfs een ‘klimaatminister’. Vooralsnog lijkt het erop dat we in 2030 een CO2-reductie van 49% behaald moeten hebben. Nu staan we op 13%, en volgens Urgenda zouden we op 25% moeten zitten. Kortom: we moeten flink aan de bak. Er wordt grote druk gezet op corporaties om hun bezit te verduurzamen. Maar er is nóg een partij waar een groot deel van de opgave is neergelegd: gemeenten.

De landelijke opgave moet de komende tijd vertaald worden naar regionale plannen. Daar waar de verschillende sectoren afzonderlijke visies hebben opgesteld in de klimaattafels, is het nu aan de gemeenten om medio 2019 een eerste versie van de Regionale EnergieStrategie (RES) op te stellen, met een integrale visie hoe zij in de regio om willen gaan met de energietransitie. Denk aan oplossingen voor mobiliteit combineren met industrie, oplossingen voor landbouw combineren met de gebouwde omgeving, waarbij dit niet ten koste mag gaan van werkgelegenheid, concurrentie ten opzichte van andere regio’s en een gedragen oplossing biedt. Ga er maar aan staan!

Dit stelt gemeenten op dit moment voor twee belangrijke opgaven. Enerzijds dienen ze RES-plannen op te stellen en daarmee de lange termijnstrategie vast te leggen. Anderzijds moet nu al worden gestart met het mobiliseren en faciliteren van bewoners in de stad, en specifiek de eigenaar-bewoners. Hierbij ontstaat onvermijdelijk een spagaat tussen de lange termijn visie en de korte termijn actie.

Het gevaar van eindeloos polderen

We hebben een cultuur ontwikkeld waarin iedereen zijn zegje mag doen. Het opstellen van een RES gebeurt in overleg met veel partijen en het gevaar is dat al deze partijen alleen het eigenbelang beschermen. Het gevolg daarvan is dat daarmee het klimaatakkoord weer opnieuw wordt uitgevonden, alleen nu op regionaal niveau. Het opstellen van een RES kan alleen wanneer gemeenten een sterke regierol spelen en al een beeld hebben van de (on)mogelijkheden. Hiervoor is onderzoek nodig naar de kansen binnen een gemeente. Denk bijvoorbeeld aan de aanwezigheid van een bestaande energie infrastructuur, zoals een warmtenet, of een geplande renovatie in een buurt. In de serie artikelen ‘De smaken van energieneutraal’ (zie Renda) zijn meer voorbeelden genoemd.

Binnen de RES-plannen worden onder meer afspraken gemaakt over de te volgen energiestrategie, zodat de betrokkenen in dat gebied zich hierop kunnen voorbereiden. Als gemeente heb je diverse stakeholders te bedienen. De bedrijven en boeren helpen bij het verduurzamen van de productie, maar gelijktijdig de particulieren faciliteren bij het verduurzamen van hun woning. En wat te denken van mobiliteit in en om de stad. Moet er een milieuzone komen, hoe wordt elektrisch rijden gefaciliteerd en welke rol speelt openbaar vervoer hierin? Al deze activiteiten liggen ver uit elkaar en vragen om verschillende kennis. Je moet als gemeente dus niet alleen organisatorisch, maar ook inhoudelijk wat in te brengen hebben.

Hoe zorg je dat je als gemeente de regie houdt?

Kennis in huis

Je kunt je afvragen of de benodigde inhoudelijke kennis bij alle gemeenten voldoende in huis is. Bij grote gemeenten misschien nog wel, maar bij de kleinere gemeenten ontbreekt deze veelal, zowel op bestuurlijk als uitvoerend niveau.  En bij een overleg over de energiestrategie kunnen wel 25 verschillende partijen aan tafel zitten! Hoe zorg je dan dat je de regie houdt? Het kan zo maar zijn dat de partijen aan tafel inhoudelijk beter op de hoogte zijn, aangezien het hun dagelijkse praktijk is. En zie als gemeente maar eens alle belangen te combineren.

Daarnaast is kennis nodig over de mogelijkheden én onmogelijkheden van woningen en wijken. Dat hoeft niet te betekenen dat je als gemeente diepe inhoudelijke kennis over de verduurzaming hebt, maar wel de kansen daarvoor kunt duiden. Niet alle oplossingen werken overal. Waar staan de vooroorlogse woningen en waar staat nieuwbouw? Welke wijken hebben overwegend hoogbouw en waar staan de eengezinswoningen? En wat is er bekend over eigendom; staat er veel huur of juist koop, en welke woningtypen betreft het? Zijn die koopwoningen eigenaar of zijn ze onderdeel van een VvE?

Het zijn allemaal vragen waarbij je als gemeente kunt faciliteren door de mogelijkheden in beeld te brengen. Het opstellen van een portfolio van de stad zorgt ervoor dat je de totale omvang van een stad of regio in ogenschouw kunt nemen, zonder ieder individuele situatie te hoeven beschouwen. Er worden een beperkt aantal referenties opgesteld voor woningen en wijken. Herhalende vormen worden beschreven, op wijkniveau, op woningniveau of component niveau. Met deze portfoliobenadering maak je de opties behapbaar. Iedere herhalende vorm kan namelijk in een referentie worden vastgelegd, waarvan vervolgens de (on)mogelijkheden benoemd worden en waarmee de diverse partijen die bij gemeenten aan tafel zitten zich kunnen identificeren.

Van start gaan

Naast het maken van plannen en het benoemen van een visie moeten gemeenten ook aan de slag. Gewoon doen! Als je blijft wachten tot alle plannen concreet geworden zijn, ben je zo weer een aantal jaren verder. Jaren die je ook had kunnen benutten om kennis en ervaring op te doen. Dat is het gevaar van polderen.

Een mooi voorbeeld van ‘gewoon doen’ is het Programma Aardgasvrije wijken, waarbij 27 wijken aangewezen zijn als proeftuin. De wijken hebben vanuit de overheid extra budget gekregen om de eerste stappen te zetten om hun wijk aardgasloos te krijgen. Dit zijn natuurlijk slechts 27 wijken en we moeten er veel meer aardgasloos krijgen. Daarom zijn er in Nederland veel meer wijken of buurten aangewezen voor een energietransitie. Als ik het dicht bij huis houd zijn er in Eindhoven al drie wijken aangewezen door de gemeente, de Sintenbuurt, De Generalenbuurt en ’t Ven. Waarbij die laatste een van de 27 landelijke proeftuinen is. Naast het aanwijzen van gebieden zijn er gelukkig ook al tal van initiatieven door bewoners zelf opgezet. Het is aan gemeenten om te kijken wat deze initiatieven nodig hebben om nog succesvoller te worden. Juist doordat ze van onderaf zijn ontstaan, kunnen ze vaak wel op groot draagvlak van de buurt rekenen. iso

Bewoner aan zet

Het activeren van bewoners is de tweede opgave voor gemeenten. Maar dan moet je wel die bewoner kunnen bereiken. Met corporaties kun je collectief afspraken maken. Maar aan de andere kant is het bezit van corporaties vaak verdeeld over de hele stad, en zullen ze daarom niet overal tegelijkertijd aan de slag willen. En bewustzijn van de verduurzaming bij particulieren vraagt enerzijds om inhoudelijke kennis en anderzijds om capaciteit om dit ook daadwerkelijk te doen. Bij het energieloket kunnen inwoners, ondernemers én bestuurders terecht met vragen omtrent verduurzaming. Soms worden hier oplossingen aangeboden of de weg gewezen naar aanbieders. Een andere manier is om met kleinere initiatieven op buurt- of wijkniveau verduurzaming te initiëren en dat vervolgens verder uit te rollen. Het gaat dan vooral over het voorlichten en faciliteren van bewoners. Dit is bijna marketing, maar wel met de juiste visie en ambities.

Deze initiatieven sluiten aan bij het rapport ‘warm aanbevolen’ van de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur (Rli). In dit rapport wordt aanbevolen om middelen ter beschikking te stellen aan gemeenten om een onafhankelijke procesmanager en buurtambassadeurs aan te stellen. Zij zouden als taak moeten krijgen om de belangen en zorgen van bewoners te verbinden met de nationale en gemeentelijke agenda. Bij elke wijk moet je je afvragen hoe je die woningeigenaren mee krijgt. Dat vergt als gemeente een gedegen planning en fasering.

Figuur 1. Een gemeentelijk portfolio biedt de markt de mogelijkheid om oplossingen voor referentietypen op te stellen.

Reis door de wijk

Verduurzamen van de particulieren begint toch echt met het creëren van bewustwording. Mensen laten weten dat er verandering nodig is en dat uiteindelijk alle wijken aardgasloos gaan worden. Pas als mensen beseffen dat er iets moet gebeuren kun je (langzaam) tot actie komen. Verhalen in onder meer Telegraaf en Elsevier waarin de klimaatproblemen ontkend worden helpen niet om deze bewustwording te stimuleren. En roepen dat het klimaatakkoord niet wordt uitgevoerd zorgt ervoor dat de lokale politiek het moeilijk krijgt om de landelijke keuzes uit te leggen.

Er zijn meer voorbeelden te noemen om particulieren tot actie over te laten gaan. In Rotterdam wordt vanuit de gemeente in aangewezen wijken een energiecoach aangesteld die bij mensen langs gaat. Er wordt met hen gesproken over de mogelijkheden voor onderhoud, met daarbij een doorkijk naar verduurzaming. Voor de uitvoering van maatregelen worden mensen verwezen naar de Woonwijzerwinkel, waar diverse voorbeelden te zien zijn. Daarnaast is er inmiddels een pop-up store geopend waar mensen terechtkunnen met energievragen. In Breda werkt een organisatie, mede op initiatief van de gemeente, die per buurt avonden organiseert en mensen daar doorverwijst naar een aanbod. En de gemeente Eindhoven heeft een CO2-challenge georganiseerd in vier buurten, met de opgave om zoveel mogelijk CO2 bij bewoners te reduceren in zes maanden. Hierbij werd er nagedacht over de mogelijkheden, variërend van het bespreken van warmtefoto’s, het plaatsen van warmtepompen tot het oprichten van een lokaal zonnepark.

Figuur 2. Verhalen waarin de klimaatproblemen ontkend worden helpen niet om deze bewustwording te stimuleren.

Lege handen

De grote vraag is hoe je van een kleine schaal en individuele wijken tot hele steden komt? Daar is een verkenning voor nodig. Wat werkt wel, wat werkt niet, hoe snel gaat het? Een lokale actie moet een vervolg krijgen wil het succesvol zijn, één buurt is niet voldoende. Bewustwording moet omslaan in enthousiasme en interesse in de opgave, alvorens bewoners te wijzen op de mogelijkheden. Gemeenten hebben nog te weinig ervaring op dit gebied en vanuit de landelijke overheid wordt nog te weinig gedaan om bewustwording te ondersteunen. We hebben het nog steeds over de tochthond, al begint her en der bredere interesse in verduurzaming de kop op te steken.

Maar wat gaat de gemeente dan doen in deze wijken? Immers, met lege handen is het lastig om bewoners te motiveren. Wat kom je brengen? Niet alleen in de vorm van subsidies of andere voordelen, maar heel basaal; welke keuze heeft een bewoner in de wijk om zijn woning te verduurzamen? Met alleen een wijk aanwijzen gebeurt er nog niets. Vanuit de eerste proeven met gasloze wijken zijn er allerlei initiatieven om bewoners te motiveren en voor te lichten (zie onder meer het Cohereno-project). Maar de ervaringen laten tot nu toe zien dat het een zeer intensief proces is en dat het succes slechts op kleine schaal plaatsvindt. Het dilemma is dat er voor de particulieren geen aanbod is waarmee woningen gefaseerd en betaalbaar verduurzaamd kunnen worden.

Bewustwording moet omslaan in enthousiasme en interesse in de opgave.

Gemeenten aan het stuur

Met het opstellen van de RES-plannen komen de gemeenten aan het stuur. Maar je wil voorkomen dat je als chauffeur de verkeerde kant op stuurt. Er zijn verschillende middelen om die route te bepalen. Gemeenten hebben al onderleggers zoals warmtekaarten, WAT-kaarten, routekaarten en potentiekaarten, waarin mogelijke energietoepassingen zijn opgenomen. Deze kaarten laten echter niet zien wat er nu al is. Hoe ziet de wijk er uit, wie wonen er en op welke manier kun je deze mensen het beste benaderen?

Met het gemeentelijk portfolio is er een eenduidige taal, die de markt de mogelijkheid biedt om oplossingen voor referentietypen op te stellen. Zodat de gemeente de juiste wijken kan selecteren. De portfoliokaarten laten zien wat je echt met een woning kunt. Juist daar liggen kansen om tot een versnelling te komen. Van verschillende kanten wordt deze vraag nu onderzocht, zowel nationaal als internationaal. Ik ben ervan overtuigd dat gemeenten doordat ze beter weten wat ze hebben, betere besluiten kunnen nemen over verduurzaming en daarmee het stuur richting de energietransitie steviger in handen hebben.

Bronnen

1. Na twee jaar experimenteren in ‘aardgasvrije wijken’ zijn slechts 206 huizen van het gas af, de Volkskrant, J. van den Berg, 18-01-2021

Deel dit artikel:

mm

Als lector aan de Hogeschool Rotterdam mag ik me bezig houden met de opschaling van Duurzame Renovatie. Dat doe ik al jaren als adviseur en onderzoeker bij BouwhulpGroep, maar als lector kun je de vraag vanuit zijn volle breedte bekijken. Het is namelijk een complex vraagstuk met vele invalshoeken, en zeker niet alleen techniek. Dit blog gaat in op die diversiteit aan invalshoeken.